L'Auvergne à moto (deel 4)

Sneller dan je verwacht bereik je Saint Privat d'Allier. Het plaatsje klampt zich vast aan de rotsen boven de rivier en zag gedurende zijn jaren als plaats op de weg naar Compostella ontelbare pelgrims voorbijtrekken.

Ook nu nog voedt en laaft de plaatselijke horeca deze (al dan niet) devote reizigers en biedt ze een rustplaats aan in de schaduw van de ruïnes van het kasteel. Natuurlijk ben je er als motorrijder ook van harte welkom om enkele euro's achter te laten na een deugddoend bezoek aan een zonovergoten terrasje.

Op de weg naar Monistrol d'Allier en daarna naar Sauges wordt het landschap minder ruw. De heuvels staan minder dicht opeen en golven rustiger door het landschap. Landbouwactiviteiten nemen het over van de bosbouw en ook de weg wordt breder en meer bereden. En zo rij je voor je het weet Saugues binnen.

Het stadje heeft iets middeleeuws over zich. De straatjes zijn smal en je hebt, als je er door rijdt, totaal geen idee waar je je bevindt. Toch bereiken we zonder moeite het centrum; de Tour des Anglais doemt plots voor ons op en maakt dat we de motoren aan kant zetten.

Het imposante bouwwerk uit de 13de eeuw is het enige wat overblijft van de middeleeuwse binnenstad die in 1788 in vlammen opging. Met de stenen van de ruïne hebben heel wat inwoners van Saugues hun huizen gebouwd. Om te weten waarom de naam van een toren in het zuiden van Frankrijk naar Engeland verwijst dienen we even in de geschiedenis te duiken. Tijdens de Honderdjarige oorlog werd de stad in 1362 door Engelse troepen bezet. Er volgde een beleg door het leger van de Franse koning Charles de 5de maar de Engelsen gaven het stadje pas vrij nadat ze daarvoor in ruil een flinke som geld ontvangen hadden.

Een bezoekje aan de toren leert je dat zo'n bouwwerk heel gemakkelijk te verdedigen moet zijn. De wenteltrappen zijn zeer smal en op onverwachte momenten zijn overlopen aangebracht waarop verdedigers de naar boven komende indringers moeiteloos konden bestoken. Eenmaal boven krijg je een wijds uitzicht op het stadje en zijn omgeving, de streek waar in 1764 het Beest van Gevaudan zijn moorddadige carriere begon. Het museum hiervan ligt vlakbij.

Beest van Gévaudan

De officiële versie is dat een niet nader geidentificeerd dier, dat veel weg had van een enorme wolf met vreemde kenmerken, vanaf 1764 gedurende drie jaar de bewoners van het noorden van Gévaudan, het huidige Lozère, terroriseerde. Talloze aanvallen van het dier op kinderen en vrouwen, resulteerden in het verminken of het doden van de slachtoffers. Naargelang de bron spreekt men tussen de 88 en 124 dodelijke slachtoffers. Opmerkelijk is dat de aanvallen zowel op klaarlichte dag, als in bebouwde kom, als in het veld, plaatsvonden.

De plaatselijke en de internationale pers verslaan de aanvallen van het dier. Zelfs de Franse koning krijgt er lucht van en zendt gespecialiseerde jagers naar de streek om het dier te doden. Heel wat wolven laten daarbij het leven maar slechts twee gedode hondachtigen kwamen in aanmerking als daders voor de ravage onder de inwoners. De tweede, die gedood werd door Jean Chastel op Mont Mouchet, was blijkbaar de dader want de aanvallen stopten.

Maar waren de aanvallen wel het werk van een dier? Opvallend is dat het kadaver geen donkere streep vertoonde op de lengterichting van de rug, iets wat door veel ooggetuigen werd opgemerkt. De vergelijking met een oorlogshond die destijds met een beschermende evenzijnhuid was uitgerust dringt zich op… was het wel een jagend dier dat voor de aanvallen verantwoordelijk was?

Als je de getuigenissen leest van diegenen die de lijken vonden, kan je niet anders dan daaraan op zijn minst gaan twijfelen. In sommige gevallen waren de slachtoffers uitgekleed om ze vervolgens dood te laten bloeden. Heel wat onderzoekers menen te moeten concluderen dat het beest van Gévaudan in werkelijkheid een getrainde hondachtige was, die door een mens werd aangestuurd en dat mens en dier een marcabere samenwerking voerden.

De veelvuldige decapitaties wijzen volgens sommigen in de richting van een sadist. Volgens specialisten is het onthoofden niet iets dierlijks aangezien het hoofd, in vergelijking met andere menselijke lichaamsdelen, amper voedingswaarde heeft.

Of was er toch sprake van een reeks aanvallen door een dier waardoor een psychopaat dacht ongestraft zijn ding te kunnen doen en zijn wandaden op de rug van het dier te kunnen afschuiven? Het blijft speculeren over de ware toedracht rond het Beest van Gévaudan… als amateur speurder kan je er zo een nieuw project van maken!

Stuwmeer van Naussac

Via Grandrieu bereiken we het stuwmeer van Naussac. Het heeft als taak het debiet van de Allier en de Loire te controleren, zodat de rivierbeddingen in de zomer voldoende water krijgen. De bouw van de barrage eind de jaren '70 verliep niet van een leien dakje. De plaatselijke bevolking protesteerde tegen het verdwijnen van het dorp Naussac onder de waterspiegel. Buiten enkele campings aan de boorden van het meer en een eenzame surfer op het water draagt het meer niet veel bij aan de streek.

naussac

We richten dan ook niet lang daarna onze motoren naar Lagogne, een vlakbij gelegen stad aan de samenvloeiing van de Allier en de Langouyrou, die als een slang uit het grote woud van Mercoire te voorschijn komt.

Ook deze stad dankt zijn ontstaan aan de oprichting van een abdij ondanks het feit dat opgravingen aangetoond hebben dat er reeds menselijke activiteit was in de eerste eeuw voor onze tijdrekening. De middeleeuwse stad ziet de gemeenschap een economische elan nemen die tot op heden voortduurt. Ook vandaag nog is Lagogne een handelscentrum dat in de streek zijn gelijke niet vindt.Toch heeft de stad nog zijn charmante, oude kantjes. De oude overdekte markthal, diverse kerken en een overvloed aan oude huizen uit allerlei perioden maakt deze stad een wandeling door het centrum waard.

Met hoge verwachtingen rijden we vervolgens door naar Pradelles. Dat stadje dat omstreeks 600 inwoners telt roemt er zich op een van de mooiste van Frankrijk te zijn, dus kunnen we nauwelijks wachten om het te verkennen.

Pradelles

Eenmaal de motoren geparkeerd daalt echter snel onze opwinding. Toegegeven, er staan mooie oude huizen in het in de middeleeuwen verstrekte Pradelles en ook het uitzicht vanaf de oude stadsgrenzen is zeker de moeite waard, maar na een uurtje kuieren moeten we concluderen dat er in Frankrijk minstens tientallen stadjes zijn die mooier zijn dan Pradelles. We vragen ons dan ook af, wat de criteria zijn om tot een van de mooiste stadjes van Frankrijk te worden verkozen.

De dik 1000 jaar oude woonkern van Pradelles heeft een school en een dokter. Er is ook een bibliotheek, een postkantoor, een zwembad en een brandweerkazerne. Desondanks leven er slechts +/- 600 mensen waarvan er een derde werk heeft. Typisch voor de streek is de werkloosheid er laag; de landbouwsector en het toerisme zijn de belangrijkste werkverschaffers.

Vanuit Pradelles rijden we in de richting van St Paul-de-Tartas en vervolgens naar Coucouron en Le Beage. Zodoende rijden we steeds verder de bergen in en komen zo in een heel ander landschap terecht. De lucht is er frisser, de bebossing wordt al langs om schaarser en na enige tijd komt de Mont Gerbier-de-Jonc in zicht. 't Is aan de voet van die 8 miljoen jaar oude berg dat de bronnen van de Loire ontspringen, met haar 1.006 kilometer de langste stroom van Frankrijk.

Het landschap heeft nu een echt alpijns voorkomen. We krijgen de indruk op het dak van dit deel van de wereld te rijden. Desondanks zijn de wegen in goede staat, tenminste als men de te pas en te onpas op de weg gestrooide gravé wil vergeten. Gelukkig is dat altijd netjes aangegeven, zodat je niet onverwacht door kiezelsteentjes op de weg wordt verrast. Als we in Station du Mézenc aankomen, kunnen we ons niet van de indruk ontdoen dat dit in de winter een skioord is.

Het panorama vanaf de 1.750 meter Mont Mézenc schijnt prachtig te zijn maar we laten de klim naar die top over aan diegenen die niet in een motoruitrusting gehuld zijn. De weg voert ons nu in steeds langere bochten omlaag. Het verkeer op de weg die we rijden is zo goed als onbestaande en we krijgen alle tijd van de wereld om het landschap om ons heen in ons op te nemen.

De hoog gelegen weiden, de schaarse bouwsels in natuursteen opgetrokken nu naast de weg en dan weer midden in de velden… de rust die deze streek uitstraalt zou men moeten meenemen naar huis, naar de wereld van alle dag waar de stress de plak zwaait en eeen mens amper tijd voor zichzelf heeft. Jammer genoeg kan dat niet, maar we hopen tenminste een deel ervan in onze herinneringen mee te nemen. Met die ingesteldheid komen we onder een snel betrekkende hemel aan bij Le Lac de Saint-Front.

Het meer ligt op een hoogte van 1.236 meter en wordt gevoed door verschillende ondergrondse bronnen. Het heeft een circelvormige oppervlakte met een diameter van 3 kilometer en een diepte van 10 meter.

De vorm van het meer verraadt de vulkanische oorsprong. Le Lac de Saint Front is inderdaad een oude krater die vol water en sendiment is gelopen. Een paneel naast het meer vertelt dat de oorspronkelijke krater veel groter was en dieper dan de huidige watermassa en dat het waterpeil in de loop der jaren is gezakt. Niettemin is het meer nog steeds in staat om bewonderende blikken te oogsten. De rustige omgeving waarin het gelegen ligt is en de weerspiegeling van de hemel in het water maakt het tot een plaats waar een mens graag mag vertoeven.

Met een laatste blik op het Lac de Saint Front starten we onze motoren en rijden naar het noorden waar ergens tussen de oude vulkanen Puy-en-Velay als eindpunt van onze tocht wacht.

578 kilometer, minstens 5000 bochten, ontelbare beklimmingen en afdalingen en heel wat prachtige indrukken rijker sluiten we hier ons verhaal af. Wil je meer informatie over dit deel van Frankrijk of hetzelfde landschap voor je zelf ontdekken bezoek dan de websites in de afdeling nuttige adressen hieronder. Tot ziens in de Haute Loire!

Praktische informatie:

Deel 1, deel 2, deel 3, deel 4.

Nuttige links: