Zuidwest Engeland (deel 2)

Share

Salisbury is al ontwaakt als ik mijn ogen opentrek. Door het venster zie ik dat de hemel heel licht blauw is en zo goed als wolkenloos. Mijn maag gromt vervaarlijk als ik uit bed stap, dus haast ik me met de ochtendlijke plichtplegingen en spoed me daarna als de bliksem naar de ontbijtzaal van het hotel. Ondanks het vroege uur ben ik beslist niet de eerste die daar aankomt. Eddy De Krijger, mijn metgezel bij mijn strooptocht door Zuidwest Engeland, zit al aan tafel en doet zich te goed aan het lekkers dat het personeel in de vroege uurtjes voor de gasten heeft klaargemaakt.

Ook ik laat me even later het typische Engelse ontbijt smaken. Bacon met spiegeleieren, warme tomaten, knapperig gebakken worstjes, witte bonen in tomatensaus en toast die in de pan gebakken is; het gaat er allemaal en zonder enige voorkeur in als zoete koek en wordt op tijd en stond weggespoeld met gloeiend hete thee. Het verrast me elke keer weer dat ik 's morgens in een hotel wel weet te genieten van het ontbijt, terwijl ik er thuis nooit echt de tijd voor neem. Ik neem me -terwijl ik lustig verder schrans- voor om, wanneer ik er ooit de centen voor heb, meteen een inwonende –liefst Engelse- deerne te engageren die dag en nacht zou klaarstaan om me te verwennen. Nog voor dat idee goed en wel in mijn geest ontwaakt is, maak ik me de bedenking dat ik voor het zover is, nog héél veel artikels zal moeten schrijven. De tijd dat je je als oorlogsheer zonder problemen meester kon maken van een plaatselijke dienstmeid ligt namelijk al lang achter ons. Werken dan maar, veel werken is de enige oplossing… al wil daar nu even helemaal niet aan denken. Na het ontbijt komen de landkaarten op tafel. Een invasie zonder strijdplan zou al snel op een catastrofe kunnen uitdraaien, dus nemen we rustig de tijd om onze plannen voor de dag op te stellen. Omdat we de vorige dag het noorden van Salisbury hebben doorkruist, richten we onze aandacht vandaag hoofdzakelijk op de zuidelijk gelegen gebieden en als echte generaals bestuderen we nauwgezet dat grondgebied. Er gaat enige tijd voorbij voor ons plan een vaste vorm aanneemt, maar dat stoort ons niet; tenslotte zijn we niet echt gehaast en willen we absoluut een zo goed mogelijk beeld krijgen van dit rijke en prachtige land. Uiteindelijk komen we tot de slotsom dat de beste optie erin bestaat om vanaf Salisbury in zuidwestelijke richting te rijden naar de omgeving van Bladford, daar aangekomen bijna pal zuidelijk verder te trekken naar het tankmuseum van Bovington om daarna naar de kust te rijden, naar Lulworth, waar ons volgens de reisgids een prachtig zicht op één van de mooiste rotskusten van Engeland wacht.
Zo gezegd, zo gedaan en kort daarna stappen we op de motoren en rijden Salisbury uit. Tenminste dat is onze bedoeling, want we vinden niet zo snel de juiste weg naar het zuiden. Uiteindelijk lukt het ons toch om aan de greep van Salisbury te ontsnappen en rijden we over een virtueel verlaten weg door het landschap. De belofte die de landkaart ons had gemaakt –dat we door een heel mooi groen landschap zouden rijden- wordt meteen ingelost. De goed onderhouden asfaltweg slingert zich traag en statig door het glooiende landschap, dat blijkbaar hoofdzakelijk voor de boerenstiel wordt benut. Vanaf de stompe heuveltoppen genieten we keer op keer van de machtige vergezichten die ons worden voorgeschoteld. Als een enorm lappendeken strekt het aardoppervlak zich dan voor onze ogen uit en dat allemaal onder een hemel die diepblauw is, met slechts hier en daar een klein stapelwolkje. Waarheen we ook kijken maakt daarbij helemaal niets uit; in een explosie van schitterende herfsttinten biedt het land zich schaamteloos, maar ook eindeloos charmant, aan ons aan. Kleine dorpjes schuilen voor de tand des tijd tussen hagen en hoge bomen en liggen er nog net zo bij als in de tijd dat de motorfietsen nog helemaal niet bestonden. Geen wonder dat zowel de Kelten als de Saksen zo hard hebben gevochten om de gunsten van dit vruchtbare, liefelijke land waar je als motorrijder en natuurliefhebber -voor je het goed en wel beseft- smoorverliefd op wordt… Genietend van al dat schoon dwalen we door Dorset, want zo wordt deze streek momenteel genoemd. Af en toe stoppen we om wat beelden te schieten en om een sigaretje te roken, maar die stops zijn in feite slechts een uitvlucht om op ons gemak van de vergezichten te kunnen genieten.
Ondanks de stralende herfstzon die de Southwest Tourist Board voor ons aan de hemel heeft getoverd, is de wind die mij in het gezicht waait aan de frisse kant. Goed ingepakt in mijn Tuareg-pak hou ik het echter aangenaam warm en voor we het goed en wel beseffen, dient Bovington zich aan. Daar aangekomen zoeken we het Bovington Tank Museum op, dat een collectie heeft van bijna 300 tanks, die afkomstig zijn uit niet minder dan 26 landen. Volgens de reisgids kun je er de geschiedenis van de tank op de voet volgen en dat vanaf het prille ontstaan van dit wapen tot en met met de recentste exemplaren. Wanneer we voor de ingang van het museum halt houden, blijkt de toeloop van bezoekers spectaculair laag te zijn, maar daar trekken we ons niets van aan; hoe minder zielen, hoe meer vreugde is immers al altijd ons motto geweest en waarom zouden we daar nu in hemelsnaam van afstappen…
Binnen in het museum hangt er een sfeer van staal, smeervet en dieselolie en de dreigende, massieve silhouetten van de honderden tanks die aan de sloophamer zijn ontsnapt, zorgen voor een uitzonderlijke gewaarwording. Wanneer je je even indenkt dat er één van die stalen monsters onder het ratelende geluid van zijn rupsbanden en het donderende lawaai van de zware motor op je af komt gerold, zakt de moed je meteen in de schoenen. Je krijgt ook prompt respect en medeleven voor diegenen die dit ooit in realiteit moeten aangezien hebben. Ook de mannen in de tanks moeten van geen kleintje vervaard geweest zijn want een bezoekje aan het innerlijke van één van die stalen gevaartes leert ons dat ook de binnenkant helemaal van staal is, er geen centimeter onbenut blijft en dat je totaal geen zicht hebt op wat er zich om de tank afspeelt. Je mag er niet aan denken dat je in de buik van zo'n moderne dinosauriër door ruw terrein moet rijden, met de hitte van de motor op je vel en de stank van kruitdampen in je neus. Oorlog voeren in een doos van staal: het zal je job maar wezen…
Na een uurtje onze ogen de kost te hebben gegeven in het museum, zoeken we weer de buitenlucht op. De blauwe hemel verwelkomt ons met een minzame glimlach en we gaan even op een bankje zitten om van onze emoties te bekomen. Het schrille contrast tussen de vervaarlijke oorlogstuigen die binnen staan te slapen en de lieflijke landschappen die ons hier buiten omgeven is enorm. Geef mij maar de buitenlucht, een motorfiets en wat tijd om tot bezinning te komen en je hoort me niet klagen. Toch heeft het museumbezoek ook op een andere manier zijn vruchten afgeworpen: we zijn er namelijk te weten gekomen dat het huis waar Lawrence van Arabië zijn laatste jaren heeft gesleten, zich in de onmiddellijke omgeving van het museum bevindt. Thomas Edward Lawrence, die leefde tussen 1888 en 1935, was niet alleen één van de meest beruchte krijgsheren die Engeland ooit gekend heeft, maar ook een verwoed motorrijder. Zijn geliefkoosde motor was een Brough Superior; maar zoals dat met grote liefdes nu eenmaal het geval pleegt te zijn, werd die liefde ook zijn noodlot. Hij verongelukte tijdens een verkeersongeluk met zijn motor in de buurt van Moreton, een gehuchtje dat zich op een steenworp afstand van het museum zou moeten bevinden. Tot mijn spijt en schaamte moet ik jullie echter opbiechten dat we dat huisje, dat nu als een museum ter nagedachtenis aan Lawrence is ingericht, niet hebben kunnen vinden. Hoe goed we ook zochten, het maakte blijkbaar niets uit, het bleef onvindbaar. Misschien hadden we wel te veel oog voor de schitterende kleuren waarmee het land dat het huis aan onze blikken onttrok zich had getooid. Wie weet komen we er ooit eens terug en kunnen dan wel een hommage brengen aan één van de grootste avonturiers en motorrijders die de wereld ooit heeft gekend…
Met een beetje van een wrang gevoel -ik vind namelijk uiteindelijk graag wat ik zoek op reis- beginnen we de tocht naar de nabijgelegen kust. Naarmate we dichterbij onze bestemming komen, wordt het landschap heuvelachtiger. Het lijkt wel of een paar reuzenhanden het aardoppervlak in diepe rimpels heeft getrokken. Wanneer ik het zilt van de zeelucht op mijn lippen proef, weet ik dat we niet ver meer verwijderd zijn van ons doel, ook al is er nog geen spoor van de zee te bekennen. Eerst op enkele honderden meters van de kust krijgen we een schitterende zee in het oog die kalm en waardig onder het gouden licht van de herfstzon voor de kust ligt te wachten. Lulworth ligt verscholen tussen de heuvels te sluimeren op dit middaguur, maar toch is het er drukker dan in de dorpjes die we tot nu toe op onze tocht zijn tegengekomen. We zoeken een plaatsje voor onze motoren, maken ze vast en lopen gewapend met onze camera's naar de klippen die ons van de kustlijn scheiden. Het zicht is opmerkelijk: het landschap stort zich ter hoogte van Lulworth heel dramatisch in de donkere golven van het Kanaal. De scheiding tussen het land en de zee is er zo abrupt, dat je de indruk krijgt dat het land er gewoon van de aardbol is afgescheurd om plaats te maken voor de zee. De toppen van de geërodeerde rotsen verheffen zich op sommige plaatsen meer dan 100 meter boven de zeespiegel en tonen dat ze opgebouwd zijn uit honderden lagen materiaal die zich in de loop der eeuwen op elkaar hebben afgezet.
Net voor Lulworth ligt er een natuurlijke haven die waarschijnlijk de ligging van dit dorpje heeft bepaald. Het is een bijna cirkelvormige inham, die de schepen die er aanmeren voor het geweld van de zee beschermt. Wanneer we een hoge plaats zoeken om dit bijna surrealistisch mooie landschap in beeld te kunnen brengen, kleurt het water van de baai diepblauw. We schieten een heel arsenaal aan beelden bij elkaar en komen ondanks de aanwezigheid van de toeristen toch diep onder de indruk van de schoonheid van de natuur die ons omringt. Zonder me te moeten forceren zie ik in mijn verbeelding een Romeins oorlogsschip de baai invaren, een Vikingsnek zijn stenen anker uitwerpen en een hoor ik de kiel van een Saksisch schip schrapend vastlopen op het keienstrand … Wie heeft hier geleefd, wie is hier aan land gegaan, wie heeft op deze plaats voor goed de vaste grond onder zijn voeten voor altijd verloren?… ik vraag het me even af maar, moet natuurlijk het antwoord voor altijd schuldig blijven…
Pure romantiek van een oude sul die zich al heel zijn leven te veel vragen stelt, dat wel, maar wie Lulworth niet met deze ingesteldheid bezoekt, zal zich tevreden moeten stellen met het kijken naar de zon en het schreeuwen van de meeuwen… en zich nog altijd niet bekocht voelen want deze plaats is er één uit de duizend als je van mooie zeelandschappen houdt. Als toemaatje schieten we nog een pak beelden –inclusief enkele wondermooie tegenlicht opnames- en trakteren onszelf in het dorpje op een smakelijk ijsje. Daarna slaan we terug de kaarten open want we moeten nog uitdokteren langs welke weg we terug in Salisbury willen komen.
We besluiten al snel om via Lulworth Camp naar Wareham te rijden en vanaf daar via Poole en het noorden van Bournemouth de Avon rivier te volgen die naar Salisbury loopt. Zowel de Fazer als de XJR1300 doen onderweg nog maar eens hun best om ons een onvergetelijke rit te bezorgen. We verwachten ook niets anders, want ze hebben ons tijdens onze tochten al altijd trouw gediend. Maar aan trouwe strijdrossen alleen heb je niets als je je route niet goed in de gaten houdt. De schoonheid van het landschap en de vakantiesfeer hebben ons nog maar eens betoverd en we rijden net voorbij Wareham ergens een verkeerde weg op en zijn in no time hopeloos verloren. We maken ons echter helemaal niet druk en zorgen ervoor dat de zon ons in de rug schijnt. Zolang we daarin slagen, rijden we de goede richting uit is onze redenering en die blijkt na een tijdje nog te kloppen ook. We bereiken de boorden van de Avon net als de avond valt. De rivier stroomt dapper in de richting van de zee; we hebben het dus heel gemakkelijk om onze weg naar Salisbury terug te vinden: gewoon de rivier stroomopwaarts volgen, dat kan zelf het kleinste kind…
Wanneer we een oeroude brug over de Avon -één van de vele bleek later- in het oog krijgen kunnen we niet aan de verleiding weerstaan om er even halt te houden en er de benen te strekken. De stilte van het landschap wordt er slechts verstoord door de occasionele auto's die ons passeren. Laaggelegen weiden vol dik, groen gras vormen de oevers van de rivier. Het landschap verbergt niet dat het af en toe de heerschappij van de rivier moet erkennen, want zelfs na de laatste droge maanden die het achter de rug heeft, vertoont het duidelijk sporen van overstromingen. Het kristalheldere water van de Avon, die met een gezonde vaart onder de brug doorstroomt, trekt aan de lange slierten waterplanten die in de rivier leven. Hier en daar schiet er een vis door het water. Wat kan het leven mooi zijn op een kalme herfstavond denk ik bij mezelf terwijl ik een sigaret opsteek en diep inhalerend om mij heen kijk. Eddy De Krijger is intussen de rivier stroomafwaarts gevolgd en geeft mij teken hem te volgen. Als ik me bij hem voeg wijst hij naar een plekje verderop waar twee vissers hun lijnen te water hebben gelaten. Dat beeld is prachtig, maar de zon is al te ver onder om het op de gevoelige plaat te kunnen vastleggen. Jammer, maar je kunt nu eenmaal niet altijd geluk hebben. We prenten ons beiden het tafereel in het geheugen en stappen weer op. Het is ondertussen fris geworden, maar daar malen we niet om. Ook vandaag bleef het droog en zonnig en wat moet je als motorrijder nog meer hebben als je in oktober op reis bent in een land waarvan men beweert dat het er héél hard kan regenen?
Salisbury is al helemaal in duisternis gehuld als we er aankomen. Plots beseffen we dat we die dag nog bijna niets gegeten hebben en die wetenschap scherpt onmiddellijk onze eetlust aan. We rijden naar de markt en stappen er de Market Inn binnen, de plaats waar we gisterenavond ook al gegeten hebben. Het is er warm en gezellig en we besluiten voor we aan tafel gaan nog iets te drinken aan de bar. Terwijl we onze ingewanden verwennen met een kop thee kijken we de gelagzaal rond. De draken vliegen vanavond wel heel laag merk ik op, want van de vrouwelijke aanwezigen is er geen enkele bij die vanwege haar schoonheid mijn aandacht weet te trekken. Terwijl we wat staan grappen en grollen knopen we een gesprek aan met de barkeeper die ons bedient. Die wijst ons op een dikke troela die straalbezopen op enkele meters van ons aan de bar zit en die ons nu overduidelijk in de gaten houdt. Nog voor we op onze hoede kunnen zijn voor haar intenties, duikt dat monstertje als uit het niets naast mij op en gaat met haar omvangrijke boezem tegen mijn arm liggen. De walm die uit haar mond komt slaat me in het gezicht; de geur van half verteerde wodka, ja, sloten wodka, maakt me misselijk. Met een dikke tong vraagt ze aan de barman waar deze vreemdelingen wel vandaan kunnen komen. Ik antwoord haar in zijn plaats dat we Saksen zijn die haar land komen veroveren. Met grote ogen kijkt ze ons aan, lalt nog wat verder maar gaat uiteindelijk toch terug op haar stoel zitten en draait de lelijke man naast zich met overgave een tong. Met dat amoureuze tafereel voor ogen voel ik mijn maag draaien in mijn buik en kan me bijna niet bedwingen om over mijn nek te gaan. Wulps kijkt het dikke monstertje terug in onze richting en als ik wegkijk zie ik uit mijn ooghoek dat de gulp van de barman wijd open staat. De man is zich daarvan natuurlijk niet bewust en waarschuwt ons met gedempte stem dat dat dronken slagschip -dat ons nu zit te bekijken als een weduwe die al in eeuwen geen man meer heeft gezien- vanavond op jacht is naar vers vlees. Dat had hij beter niet gedaan, want plots rijpt er in mijn geest een plan, een plan dat onze avond even zal opfleuren en ons meteen zal verlossen van deze opdringerige en poepzatte del. Terwijl ik poeslief in de ogen van het lallende monstertje kijk, verkondig ik met luide stem dat haar charmes blijkbaar vanavond succes hebben en wijs haar en de rest van het barpersoneel op de open gulp van de barman. Mijn list lukt meteen: een verrukte kreet slakend staart de levende vleesklomp naar het kruis van de barman terwijl de rest van het barpersoneel door de knieën gaat van de pret. De barman slaat met de wanhoop op zijn gezicht zijn handen voor zijn kruis en kijkt ons verschrikt aan. We hebben onze goede daad voor vandaag volbracht, grap ik Eddy De Krijger toe, en samen lopen we naar boven, naar het restaurant waar een stevige maaltijd ons wacht…
Nuttige links: Grasmere House Hotel: http://www.grasmerehotel.com/ The official guide to South West England: http://www.westcountrynow.com/ Haynes Motormuseum: http://www.haynesmotormuseum.co.uk/ Dorset & Newforest: www.dorsetnewforest.com Thruxton Circuit: http://www.thruxtonracing.co.uk/circuitdriving.html Dorset Tank Museum: http://www.tankmuseum.co.uk/home.html Met dank aan Hoverspeed, Dienst Tourisme Zuidwest Engeland en Yamaha Belgium voor hun hulp bij de realisatie van dit project.