Schotland zien op een midweek (deel 2)

Share

Was het het vooruitzicht op de 177 mijl lange lusvormige tocht, welke die dag op het programma stond, die me al om zes uur klaarwakker uit bed deed stappen? Of waren de geluiden van het ontwakende Moffat, die door het openstaande venster naar binnen drongen, daarvoor verantwoordelijk? Misschien wel beide. Feit is dat ik een paar minuten na zessen al met een dampende kop koffie vanuit de erker van mijn kamer naar buiten had zitten staren.

Buiten was het licht geweest, de lucht egaal fluweelzacht grijs met daarachter een opdringerige morgenzon. Een gestaag vallende malse motregen had alles daarbuiten kletsnat gemaakt. Het roestkleurige graniet van de oude huizen had er wel bij gevaren, de oude stenen hadden geblonken in het ochtendlicht. <br><br>Vanuit mijn kamer kon ik niet alleen de stadskern zien, maar ook het aldaar gelegen oude kerkhof. Clint had me de vorige avond verteld dat daar onder andere niemand minder dan John Loudon McAdam begraven lag, de man die ons het idee voor het welbekende en ongeëvenaarde wegdek had geschonken. Misschien heb ik dat feit wel als een excuus voor mezelf gebruikt om in mijn kleren te schieten en de straat op te gaan, de camera schietklaar in de hand. Het oude, zware smeedijzeren hek van het kerkhof had gemakkelijk meegegeven toen ik er tegen duwde. Lopend op het gemillimeterde, bijna surrealistisch groene en dichte gras, had ik mijn weg gezocht in het labyrint gevormd door rijen grafstenen en monumenten. Bij niet weinigen had de tand des tijds de destijds ingebeitelde teksten onleesbaar gemaakt, maar die welke ik toch kon lezen hadden mijn vermoeden bevestigd; dit kerkhof lag hier al eeuwen. Het bewuste graf van McAdam vinden was een zo goed als onuitvoerbare taak gebleken; hoe ik ook de lange rijen graven langs liep, diens laatste rustplaats kreeg ik niet voor ogen. En dan was ik zoekend ei zo na tegen een grote, donkere figuur opgelopen die plots voor me was opgedoken. De man was in motorkledij gestoken en had een groot, indrukwekkend fototoestel in de hand. Collega Thierry Dricot was blijkbaar even vroeg opgestaan en wist me de juiste grafsteen aan te wijzen.
Een groeiend hongergevoel had me met de hulp van de steeds maar verder tikkende tijd terug naar binnen en naar de ontbijttafel gedreven. Na een "full Scottish breakfast" alle eer te hebben aangedaan, had ik me samen met het verzamelde gezelschap opgemaakt om de baan op te gaan. In ganzenpas waren we daarna van wal gestoken; Francois als een ietwat vreemde eend in de bijt met zijn YBR125 tussen twee FZ8 Fazer-motoren, een BMW R 1200 GS Adventure, een Yamaha XJ6F en Clints BMW R 1200 RT. De druilerige regen had er niet alleen zorg voor gedragen dat we binnen de kortste keren kletsnat waren, maar ook dat het landschap zich verschool achter een grillig, half doorschijnend gordijn van minuscuul kleine regendruppels. Vanuit mijn lekker warme standpunt was het allemaal heel sereen en zelfs gezellig op me af gekomen. En ook de camera had genoten; met regelmatige tussenpozen was de trein van motoren tot stilstand gekomen op de smalle wegen die zich tussen de heuvels hadden doorgewerkt en waren de fototoestellen tevoorschijn gekomen.
Via een netwerk van prachtig onderhouden, bijna verlaten secundaire wegen hadden we door een stil en ingetogen landschap gereden. Van de gps had ik afgelezen dat we in noordoostelijke richting vorderden. Waar we juist naar toe reden, daar had ik me geen zorgen om gemaakt, ik genoot van de rit. De Yamaha FZ8 Fazer onder mij had er alles aan gedaan om mij te verwennen en proevend van het landschap in al zijn aspecten waren de mijlen slechts kilometers geleken. De regen had na verloop van tijd zijn rol blijkbaar uitgespeeld, want gaandeweg waren de wegen droger geworden en liet het landschap zich in al zijn grandeur zien.
Selkirk binnenrijden had dan ook een beetje een schokkend effect gehad. Vanuit de countryside terug in "de beschaving" verzeilen, brengt dat altijd bij mij teweeg. Toch is Selkirk geen gezichtsloze stad, wel integendeel. De stad heeft een geschiedenis om de vingers van af te likken en draagt die eer met gratie. Op de marktplaats word je ontvangen door een op een zuil staand standbeeld van Sir Walter Scott, de vermaarde Schotse schrijver die onder meer de figuur van Ivanhoe in het leven riep. Maar dat is slechts een het topje van de ijsberg wat betreft de adelbrieven waar Selkirk kan op bogen.
Selkirk is ontstaan als de Royal Burgh of Selkirk, het is de oudste stad in het grensgebied tussen Schotland en Engeland. De naam Selkirk stamt af van de Angelse naam Seleschirche, wat vertaald kan worden als "Kerk in het woud". De stad floreerde in de middeleeuwen vooral door de wolindustrie. Onvermijdelijk voor een grensstad van formaat was ook Selkirk nauw betrokken bij de vele incidenten die de strijd om Schotland gedurende honderden jaren tekende. Vrijheidsstrijder William Wallace werd er ooit door de adel en de clerus tot Guardian of the Kingdom of Scotland benoemd en Selkirk was ook van nabij betrokken tijdens de "Wars of the Three Kingdoms". Het standbeeld van Sir Walter Scott staat er trouwens niet voor niets. Achter het standbeeld staat het gerechtsgebouw waar Scott, na in 1799 benoemd te zijn als Sheriff-Deputy, zijn beroep uitoefende.
Vanuit Selkirk was het gezelschap terug de heuvels in getrokken. Holle wegen en sterke heuvelruggen waren het toneel geweest, waar we die ochtend door reden. Ons volgende doel had ook met Sir Walter Scott te maken. Leefde de schrijver in Abbotsford House, hij overleed er in 1832. Hij werd begraven in het nabijgelegen Dryburgh Abbey, maar onderweg daar naartoe hielden de paarden van de koets die de kist vervoerde plots uit eigen beweging stil. Ze waren op een plaats gekomen waar de schrijver altijd even stopte om van het uitzicht te genieten. Die plaats staat nu bekend als Scott's View.
Ook wij hielden er even halt en ik profiteerde ervan om de sfeer die op die plaats hing in mij op te nemen. 't Was inderdaad een schitterend zicht geweest wat ons daar geboden werd; de rivier - de om zijn visrijke waters bekend staande Tweed - maakte er een fraaie bocht door een prachtig landschap dat ooit door vulkanische activiteiten werd geschapen.
De middag had door een opklarende hemel gelonkt, terwijl we over de A68 bijna pal zuidwaarts richting Jedburgh reden. Ook Jedburgh heeft onder de oorlogen tussen Schotland en Engeland zwaar geleden. Jedburgh was is die tijd namelijk een belangrijke plaats met niet alleen de omstreeks 1150 gestichte Jedburgh Abbey maar ook een kasteel. In 1409 werd het kasteel door de Schotten vernietigd nadat de Engelsen er hun intrek hadden genomen. De plaats waar we in Jedburgh halt hielden, was daar waar op de ruïnes van dat kasteel de huidige Jedburgh Castle Jail werd neergezet. De ingang naar het kasteel torende er boven een lange, steil naartoe lopende straat uit. Tijd om de stad te bezoeken hadden we echter niet, de vele interessante zaken die er te zien zijn, moesten we jammer genoeg voor een andere keer sparen.
De reis van Jedburgh naar Denholm was over de A698 in een zucht verlopen, maar wat we er aantroffen was echt wel de moeite waard geweest. Denholm is namelijk gebouwd om een indrukwekkende en wel onderhouden "Green", een groot groen grasveld dat in de loop der tijden meerdere functies heeft gehad. Men weidde er oorspronkelijk vee, maar nu is het een plaats voor sociale contacten. Sport, spel, verpozing en dat alles overzien door het weelderig aandoende monument dat er in 1861 werd opgericht ter nagedachtenis van Dr John Leyden, een in Denholm geboren poëet en autoriteit over alles wat het Verre Oosten aanging.
Na een hartversterkend maal in een gezellige pub hadden we daarna de weg naar huis ingeslagen. Clint had ons over smalle, zo goed als geheel en al verlaten baantjes dwars door de natuur in die richting gevoerd. En zelfs in een steeds maar wisselend weer had ik van die tocht enorm genoten. Over bejaarde bruggetjes, langs klaterende riviertjes, over waarschijnlijk oeroude wegen door en door een prachtig golvend heidelandschap afgewisseld met bossen. Daar mag men wellicht iedere motorrijder mee straffen.
Maar zoals altijd was ook dit landschap niet perfect en droeg het een schandvlek. Nog voor we in Moffat aankwamen, botsten we op de ingang van een boeddhistisch klooster dat met zijn schreeuwerige, kitscherige opzichtigheid de voorname sfeer van het landschap kwam verstoren. De doorbrekende zon en het warme onthaal dat ons te beurt viel in Moffat zouden dat minder fraaie tafereel echter al snel naar de achtergrond doen vervagen.
Moffat is op een lome namiddag een fijne plaats om eens rond te neuzen. Het stadje ligt verscholen in een diepe geul tussen de heuvels en schaart zich rond een langgerekt dorpsplein. Opvallend is dat het straatbeeld hoofdzakelijk getekend wordt door zowel heel voornaam uitziende gebouwen als door duidelijk oudere, meer eenvoudige huizen. En dat heeft een goede reden; was het stadje oorspronkelijk een typische landbouwgemeenschap, het ontpopte zich in de jaren 1800 tot een Victoriaans kuuroord omdat men geneeskrachtige eigenschappen begon toe te schrijven aan de zwavelzuurhoudende bronnen die er ontsprongen.
Moffat werd een Spa, met baden en al wat daarbij hoort voor gefortuneerde bezoekers in de eerste plaats. Het centrum van die badactiviteiten werd destijds gevormd door het Moffat Hydropathic Hotel dat jammer genoeg in 1921 door een brand vernietigd werd. De hedendaagse Town Hall is echter een staande getuige van dat roemrijke verleden, het gebouw stond oorspronkelijk bekend als de Moffat Bath Halls, waar een hele serie van ontspannende en heilzame activiteiten mogelijk waren.
Kuierend door Moffat kom je met een scherp oog echter nog andere juweeltjes tegen. Onder andere oude, authentieke winkeltjes kom je er tegen. Moffat is door de eeuwen heen ook een bekende stopplaats voor reizigers geweest die zich voornamelijk per koets verplaatsten. Het niet onaanzienlijk aantal pubs en hotels dat Moffat rijk is, wordt er deels door verklaard. De vele rijke huizen met prachtige gevels en de oude handelszaken getuigen dan weer van de welvaart die er door al die activiteiten heerste. En zoals dat gaat hebben lui van diverse pluimage er hun hoofd ten ruste gelegd. Eén van de regelmatige bezoekers van Moffat was Robert Burns, de bekende Schotse poëet, die in het hotel 'The Black Bull' het volgende in een vensterruit kraste: "Ask why God made the gem so small, and why so huge the granite, because God meant mankind should set the higher value on it."
Het Black Bull Hotel is er nog steeds en ziet er wellicht niet veel anders uit dan in de tijd dat Burns er thuis was. Het originele vensterglas waarin Burns zijn gedachten kraste, is er niet meer; een replica heeft de plaats ingenomen. De sfeer die er in Moffat heerst, is echter onversneden en authentiek, vervang de auto's door koetsen en de motoren door paarden en de tijd van toen herleeft, had ik gedacht terwijl ik na een gezellige avond in het hotel mijn kamer opzocht. Morgen zouden we naar het woeste, prachtige noorden rijden, was mijn laatste gedachte geweest voordat ik mijn ogen dichtdeed, naar plaatsen waaraan ik heel mooie herinneringen had... Nuttige webadressen: Moffat: http://www.visitmoffat.co.uk/
Motorcycle Scotland: http://www.motorcyclescotland.com
Toerisme Schotland: http://international.visitscotland.com/be/