The Peak District (deel 6)

't Is met een gevoel van spijt dat ik deze morgen de bagage vastmaak op de motoren. Onze week in de Peak District loopt vandaag ten einde en dat is naar mijn gevoel veel te vroeg. Er is hier zoveel dat ik nog wil zien, er zijn nog zoveel wegen onverkend gebleven, een oneindig aantal vergezichten heb ik nog niet onder ogen gehad. Bondgenote voelt mijn stemming aan en komt me ook nu weer ter hulp. Met de boodschap dat ze hier ongetwijfeld nog eens wil terugkeren beurt ze me weer op en quasi kwansuis merkt ze ook op dat we helemaal nog niet terug zijn aan het schip dat ons naar Zeebrugge zal brengen.
Zoals altijd heeft ze ook deze keer gelijk. Vooraleer het zover is moeten we namelijk nog een mooi eind rijden. Omdat we voor de pakweg 150 kilometer die we vandaag moeten rijden al de tijd van de wereld hebben staat er bovendien nog een bezoek aan een kasteel op het programma. De pessimist in mij wijkt voor het vooruitzicht van een mooie dag. Even later nemen we afscheid van ons gastgezin op Field House en rijden dwars door Great Longstone. De GPS dirigeert ons naar de juiste weg. We passeren eerst Bakewell en komen niet veel later bij Haddon Hall aan. We parkeren de motoren op de parkeerplaats aan de overkant van de weg en een blik van verstandhouding is genoeg om onze helmen bij de kassa te mogen achterlaten. We passeren het poortgebouw en komen zo bij het brugje over de Wye rivier. Aan de overkant zien we de contouren van Haddon Hall, door velen geroemd om zowel zijn architectuur als zijn geschiedenis.
Feit is dat de oorsprong van Haddon Hall in de 11de eeuw ligt. William Peverel, een onwettige zoon van Willem de Veroveraar, resideerde in 1087 in de Hall en sindsdien is het goed altijd bewoond gebleven. Momenteel is Haddon Hall bewoond door Lord Edward Manners, de broer van de 11de Hertog van Rutland. Wie Haddon Hall bezoekt zal soms het gevoel krijgen dat een en ander bekend voorkomt. De oorzaak daarvan is het feit dat het huis reeds vele keren als decor diende in films en BBC producties. Dat daarvoor weinig moest aangepast worden laat zich raden; als we de brug over zijn lijkt het wel alsof we in de tijd zijn terug gegaan. We verwachten bijna dat een middeleeuws figuur zo meteen om de hoek zal komen en verwonderd zal zijn ons hier aan te treffen.
We beklimmen de trappen naar de verweerde ingangspoort en eenmaal daar door staan we op een verrassend ruime binnenplaats. De eerste ruimte waar we binnen gaan blijkt de kapel van Haddon Hall te zijn. Op de muren zijn sporen van talloze fresco's uit de 15de eeuw te zien en in de balken van het dak staat duidelijk het jaartal 1624 te lezen. Onder andere een prachtig witmarmeren grafmonument vraagt om aandacht samen met diverse eenvoudige, maar niettemin mooie glasramen.
Eenmaal terug in het zonlicht richten we onze schreden naar de andere gebouwen. We komen zo terecht in wat eens een enorme middeleeuwse keuken was. Van daaruit komen we in de luxueus aandoende vertrekken uit de Tudor tijd.
't Zijn lichte, ruime vertrekken met grote ramen, houten lambriseringen en natuurstenen muren waarvoor weliswaar verschoten maar onmiskenbaar erg oude wandtapijten hangen. Sommigen daarvan blijken in Vlaanderen gemaakt te zijn; geen wonder want op dat vlak genoot ons vlakke landje in die tijd heel wat bekendheid.
De massieve open haarden moeten enorme massa's brandhout verzwolgen hebben bij hun pogingen om de ruimtes te verwarmen waar de rijke bewoners zich onledig hielden met regeren, mooi zijn en zo weinig mogelijk doen. Net als ik daarover met Bondgenote converseer spreekt een gidse ons aan over de Ipad waarmee Bondgenote beelden maakt. Zo komt het gesprek van het ene onderwerp op het andere.
Als de reeds bejaarde vrouw met bewondering spreekt over de adel die volgens haar reeds eeuwen voor de gewone Engelsman zorgt kan ik me even niet bedwingen. Ik wijs haar beleefd maar beslist op de enorme verschillen tussen de gewone mens en de rijke adel maar dat wordt me door haar maar met veel moeite en dan nog uit beleefdheid in dank afgenomen. Met de gedachte dat het zo'n mensen zijn die aan de basis van het klassenverschil liggen loop ik verder door de prachtige vertrekken, maar bedenk daarbij welke opofferingen er van de gewone werkmensen nodig waren om zulk een statig huis te kunnen bouwen.
Omdat Haddon Hall van buitenaf minstens even mooi is als vanbinnen zoeken we een deur die toegang geeft tot de buitenlucht. Als dat ons lukt staan we even later met de mond open naar een prachtige binnentuin te kijken. Het is de reconstructie van de tuin zoals hij er in de Tudor tijd was en ook nu kan men nog steeds –ondanks de veranderende smaken en gewoontes- van de prachtige composities heel goed genieten.
Vanop de terrassen die het gebouw omringen heeft men een schitterend uitzicht op zowel de gevels als hun begroeiing. Tegen de façades klimmen heel wat rozenstruiken op en sommigen daarvan hebben indrukwekkende afmetingen. De tere pastelkleuren van de rozen en het blauw van de lavendel steekt totaal niet af tegen de natuurstenen wanden maar zorgen integendeel voor een verrassend homogeen aandoend tafereel.
Als ik over de balustrade leun die de tuin afboordt krijg ik een prachtig zicht over het omliggende landschap. De Wye rivier stroomt traag door een rijk groen landschap bestaande uit vette weiden, oude bomen en volwassen bossages.
In het kleine museum vinden we een mooie collectie artefacten die gevonden zijn tijdens de restauratie van de gebouwen. Sommigen werden op zo'n locaties gevonden dat het geen twijfel lijdt dat ze opzettelijk in het huis werden verborgen. Anderen –zoals bijvoorbeeld de twee ivoren vaginale spuiten- bieden dan weer een verrassende kijk op het leven zoals het in vervlogen tijden was.
Nog geheel in de ban van de tijd van toen –in Haddon Hall hangt een heel intense sfeer- lopen we naar de motoren terug. Nog even werpen we een blik in het glasheldere water van de Wye en richten daarna onze blikken naar het Oosten, de richting waarin we Hull en zijn haven weten liggen.
Na een aangename rit over verkeersluwe wegen waarbij we plaatsen als Worksop, Retford, Gainsborough en Scawby passeren rijden we over de Humber Bridge bij Barton-upon-Humber. Kort daarna staan we op de kade naast de P&O ferry die ons tijdens de nacht naar het vasteland zal brengen. Als we aan boord gaan is het weer -zoals de ganse dag al- schitterend.
Even later varen we de Humber af naar de Noordzee waar we als afscheid getrakteerd worden op een schitterende zonsondergang boven een zacht kabbelende zee. Dat we de volgende morgen in Zeebrugge vergast zouden worden op een noodweer compleet met een rasechte Vlaamse wolkenbreuk was toen nog totaal niet te voorspellen…
Nuttige links: Peak District: http://www.visitpeakdistrict.com
Visit Brittain: http://www.visitbritain.com/en/EN/
P&O ferries: tel: 070/70 77 71 http://www.poferries.be/
Field House Cottage: http://www.field-house-cottage.co.uk
Tissington Hall: http://www.tissingtonhall.co.uk/
Chatsworth House: http://www.chatsworth.org/
Haddon Hall: http://www.haddonhall.co.uk//