Moezel: Moezelzoet momentum

Share

Tekst & beelden: Kris Van der Stockt
Ik weet niet hoe het komt, maar ik héb iets met Duitsland. Vreemd, want keer op keer heb ik prijs en mag ik dat opzichtig regenpak inderhaast aantrekken onder een of andere brug. Of erger ik me toch weer blauw aan de zoveelste 'Baustelle' op hun (snel?)wegen. De Romeinen hadden het al niet begrepen op de donkere Germaanse wouden, maar eerlijk gezegd, probeer maar eens door te zakken in die flauw verlichte Stube van je pensionnetje aan de woudrand! Vriendelijke bediening, absoluut, maar ergens heb ik zo het vermoeden dat hun "Haben Sie noch einen Wünsch?" het sein betekent om op te krassen. Dat 60 Watt-peertje is achter je rug wel écht snel uitgedraaid… Desondanks blijf ik eraan verknocht, een tweede heimat zeg maar. Nooit veraf en toch dat weggevoel. Betaalbare bestemmingen en overal Zimmers zat. Toegegeven, sommige chauffeurs gooien werkelijk alles dicht bij het minste gebodsbord, maar liever wat Teutoonse discipline dan Latijnse losbandigheid. Geef mij maar een slentertocht langs fraai gerestaureerde dorpsgeveltjes of keurig onderhouden stadstuintjes, eindigend op terras met een fruitig Moezelwijntje aan de lippen, heerlijk! Daarmee is het woord gevallen: richting Moezel ging het deze keer, onze jaarlijkse tweedaagse uitstap met het triumviraat. Over de streep gehaald door de lichtvoetige verzen van de Romeinse dichter Ausonius (4e eeuw na Chr.) als ware het een slogan op de kaft van een kortbijvakantiebrochure: "De daken van de boerderijen die gebouwd zijn op de steile oevers en de heuvels overgroeid met groene wijnranken terwijl beneden in stille murmeling de lieflijke stroming van de Moezel voortglijdt" (Mosella, vv. 20-22). Jammer voor onze derde man, die met zijn muisgrijze maar snelle Barchetta zoals altijd gedwee het spoor volgt van de VFR en ZX9. Geen hartbeklemmende oorlogskerkhoven of stille slagveldgetuigenissen deze keer, maar Wein (en in véél mindere mate), Weib und Gesang! Dan moesten we er wel eerst zien te geraken. En daar liep het bijna fout… Alles was nochtans goed voorbereid, het uitgeprinte traject naar Bernkastel-Kues in de tanktas telde nog geen 300 km én… we waren op tijd van de ontbijttafel in Denderleeuw geraakt! Gezwind volgden we de verlaten TGV-spoorlijn richting Luik en ondanks het aarzelend weer hadden we er alledrie zin in. Eens ter hoogte van de Hoge Venen zette de gestroomlijnde Fiat zich op kop, zonder zich ook maar iets aan te trekken van de nieuwe superboetes. Een spelletje dat volgens ons bij de grensovergang lang genoeg had geduurd, zodat er zowaar even flink moest worden doorgetrokken om de motoren opnieuw vooraan te brengen. Zo, de adrenaline had rijkelijk gevloeid, de aandacht was gescherpt, nu kon aan een rustiger tempo nagedacht worden over het programma van deze cultuurtweedaagse. Van de geplande tussenstop in Bitburg (Bitte ein Bit, weet je wel) kwam echter niets in huis. Het ging nu eenmaal vlot en Trier, poort op de Moezel én oudste stad van Duitsland, heeft zo veel meer te bieden. Hoe kon ik in hemelsnaam nu weten dat we het haantje-de-voorste's gedrag van de ZX9 zouden moeten bekopen met een tijdverspillende queeste naar het heilige water? Ettelijke tankstations waren we – ik geef toe – voorbij gesjeesd, maar van een ervaren motorrijder verwacht je toch dat hij zijn machine kent, zeker als je al eens hulpeloos drooggelopen bent ergens ten velde. Een grondig stadsbezoek zat er dus niet meer in, maar dat leek mijn twee companen niet te deren. Niet getreurd. Smikkelend vanop een terras op het binnenplein van de Simeonstift hadden we immers zicht op hét boegbeeld van de stad, de indrukwekkende Porta Nigra. Deze dubbele stadspoort, uniek van omvang, geldt als één van de best bewaarde uit de Romeinse tijd. Dit hebben we grotendeels te danken aan de constructieve creativiteit van aartsbisschop Poppe die er in het begin van de 11e eeuw maar liefst twee kerken had laten overbouwen. Het was uiteindelijk Napoleon die de sacrale beschermingsfolie verwijderde (van de kloosterkerk ernaast, de Simeonstift, is wel nog de vroegromaanse kruisgang bewaard) en zo de "zwarte poort" in volle glorie herstelde. De zandsteen, die is al lang niet meer roze… Met een bijnaam als 'Roma Secunda' hoef je niet lang te zoeken naar het spoor van de Romeinen in Trier. Een monumentale basilica (troonzaal), twee badhuizen en een amfitheater illustreren hoe belangrijk de stad wel moet geweest zijn. Het keizerlijke Augusta Treverorum, gesticht door Augustus in 16 v. Chr., had het drie eeuwen later onder de grote Constantijn zelfs even tot hoofdstad van het West-Romeinse Rijk geschopt. Jammer genoeg zorgden barbareninvallen alsnog voor een dramatisch slot, zodat aartsbisschop Poppe eeuwen later slechts een ruïne én een stadspoort zou aantreffen.
Gelukkig is Trier vandaag een aangenaam provinciestadje dat zich meermaals laat bezoeken, zodat ik vrede kon nemen met een wandeling naar de Hauptmarkt even verderop. Onmiddellijk herkende ik de typisch Frankische driehoeksvorm (dries) in het plein, waar vanouds mensen samen kwamen en handel dreven. Terrasjesvolk, souvenirjagers, straatmuzikanten en acrobaten maken nu het mooie weer op één van de meest aantrekkelijke marktpleinen van Duitsland.
Het fiere Marktkreuz (middeleeuws symbool van het marktrecht) en de bont gekeurde Petrusbronnen leken zich nauwelijks overeind te kunnen houden in de mensenzee. Een gezellige drukte die ons als een magneet aanzoog, ware het niet dat ik op zoek mocht naar een jerrycan voor broerlief. Deze laatste genoot ondertussen, gezeten op een steen (geïmmobiliseerd volgens hem), van de pasteltinten gevels en vooral van het plaatselijk schoon dat eraan voorbij trok. Toen ik onder luid geklok het goedje eindelijk in zijn benzinetank kapte, wees m'n polshorloge onverbiddellijk halfvier aan. Ik troostte mezelf met de gedachte dat de iets verderop gelegen dom, het keurvorstelijk paleis of de middeleeuwse tolkraan aan de Moezel er nog wel een tijdje zouden staan.
Alle stress en zweet was in een mum van tijd verdwenen, op de kronkelweg langsheen de Moezel. De eerste de beste Weinstube met ook maar enig zicht op een groene Moezelflank volstond om te stoppen. Ondanks mijn ernstige koffieverslaving hielp ik graag mee om dat eerste flesje Moezelvocht te ledigen. Inderdaad, ik kan er elk jaar beter tegen. We tuften nog een uurtje 'die liebliche Mosel entlang' en pruttelden in Kues de parking op van onze bestemming. Het beetje bagage dat we meehadden, was amper uitgeladen of het begon wel te stortregenen zeker? Vanaf het China Restaurant Jade, waar ik op de valreep nog twee kamers had kunnen boeken, was het slechts enkele stappen naar het pittoreske Bernkastel. Logeren bij een lokale wijnboer, het ware inderdaad iets eigener aan de streek geweest... Gedane zaken nemen echter geen keer en zie, een klein mannetje heette ons huppelend welkom. "Ja ja, Sie haben leselvielt." Knipbuigend leidde hij ons door een donkere gang vol grijnzende maskers naar onze kamers. In de gelagzaal zaten enkele mensen te eten, gelukkig maar! Want sinds hij eens een film had gezien waar een Chinese kok de keel van een bezoeker openhaalde met hetzelfde gemak als de vis die hij aan het verschonen was, mijdt mijn broer elk Chinees restaurant. Eten deden we dan ook in 'Zum Landsknecht', mijn favoriet restaurantje aan de overkant van de Moezel. Kues, het meer residentiële gedeelte van het tweelingstadje, verdiende nochtans een kort bezoek. Haar beroemdste telg, Nikolaus Cusanus (1401-1464), zag hier immers het allereerste daglicht. Diens geboortehuis en met name het hospitaal dat hij volledig zelf bekostigde, behoren tot het belangrijkste erfgoed aan de Moezel. Kardinaal van beroep kennen we de man toch vooral als filosoof en wetenschapper. Onmiskenbaar één van de grootsten uit zijn tijd, een geniale geest begiftigd met een groot karakter en met het hart op de juiste plaats. Nog steeds kunnen (33!) oudjes van een onbezorgde dag genieten in zijn hospitaal. Wereldberoemd is de bibliotheek in dit home avant-la-lettre, die de volledige privé-collectie van de theoloog huisvest (met schitterende miniatuurschriften en wiegendrukken). Net op dat moment waren kunst en cultuur van ondergeschikt belang voor mijn reisgezellen. "Laat ons eerst eten, daarna zien we wel", spraken hun ogen. Het was even opgehouden met regenen. Haastig spoedden we ons over het bekende marktplein naar het restaurant. Daar werden we bijzonder warm onthaald. De in room gestoofde groenten smeerden onze slokdarm, zodat de dikke vleesbrokken moeiteloos naar binnen werden geschrokt. Bleef er al eens iets haperen, dan stak de amberkleurige wijn wel een handje toe. Ijs en slagroom koelen af, dampende koffie warmt dan weer op. Dé manier om die verkalkte aders open te houden, zodat de hersenen optimaal konden werken. Dat was nodig, want er werd weer eens een flinke boom opgezet aan tafel. Van de hak op de tak slingerde zich de discussie: politiek, economie, filosofie, ja tot zelfs de alles verklarende snaartheorie toe (hier had ik al lang afgehaakt…). Toen we afrekenden, was het al goed donker. Toch liep er meer volk buiten. Her en der stonden podia met terrasjes, wandelden mensen in traditionele klederdracht en schalde muziek uit in plastiek gestoken luidsprekers. Goed weer of niet, Bernkastel heeft nu eenmaal een traditie hoog te houden als het op feesten aankomt (wie het grote wijnfeest in september al eens heeft meegemaakt, weet waarover ik spreek). Wij liepen dus nog even naar omhoog en terug, vooraleer we ons lieten neerzakken op zo'n verhoogd terras. Een laatste fles moest de discussie weer op gang brengen. Er werd nog gauw een doorbraak geforceerd in de Wetstraat, tussendoor nog eens gelachen met prins Filip, maar na een uur was ook hier het vet van de soep. Half twaalf en de tent liep verdorie helemaal leeg! Met een brede glimlach begeleidde de serveerster ons naar buiten. Achter onze hielen viel de deur onherroepelijk in het slot. Nu ja, er stond veel geprogrammeerd de volgende dag. Bij het betreden van ons hotelletje wierp ik nog een blik op de motoren. De drie verschillende sloten waarmee ze aan mekaar vast hingen, verzekerden me een verkwikkende nachtrust. Geen kroepoek met mierenzoet beleg, maar een degelijk Duits ontbijt de volgende ochtend. Compleet met plakken ham, kaas en eieren. Zoals te verwachten, waren we de enige gasten in de ontbijtruimte. Wie nog wat wou suffen aan de koffietafel, zat best niet naast mij! Zwaaiend met een programma dat las als een draaiboek, porde ik beide heren tot spoed. Geen makkelijke opdracht, met een asgrauwe hemel als excuus! Het was dan ook al na 9 u toen we het stadje achter ons lieten en de Moezelmeanders stroomafwaarts volgden. Meer en meer trok de hemel open, wat de kleuren in het landschap ten goede kwam. De 28 mm-lens van mijn fototoestel had geen enkele moeite met het weidse rivierlandschap vóór ons.
Zell am Mosel, hier kon ik deze keer niet aan voorbij. Al jaren wil ik de Runder Turm, het middeleeuwse torentje, kaderen in een foto van het onderliggende Moezellandschap. De andere twee sleepten zich lusteloos naar boven (insiders weten dat ik niet te stoppen ben). Ondertussen brandde de zon genadeloos door het opengebroken wolkendek. Dikke zweetdruppels stortten zich vanop ons voorhoofd één na één te pletter. Uitweg die er helaas niet was onder m'n onafscheidelijke lederen broek! Het postkaartzicht op Zell, met z'n vier miljoen wijnstokken het grootste wijnstadje van de Moezel, kwam net op tijd om het groeiend ongenoegen van mijn metgezellen te pareren. Geduld is een mooie gave, als je ze hebt! Wie ook maar een beetje kiest voor het betere fotowerk, begrijpt dat volkomen. Zij dus niet. Zo snel mogelijk naar beneden en een Fritz Haag in hun kraag, dat wilden ze. Met opzet en veel engelengeduld schoot ik het ene plaatje na het andere, telkens vanuit een andere hoek. Oeps, daar ging de zon schuil achter een wolk. Even wachten dan maar…
Uitgerekend in Zell, beroemd om zijn Schwarze Katz, trokken we op zoek naar een Fritz Haag. Volgens een kenner onder ons één van de beste Moezelwijntjes. Rekken vol flessen met dat zwarte kat-etiket op de buik, maar geen Fritz Haag natuurlijk. Zwaar ontgoocheld slurpten we dan maar aan een koffie, na een korte wandeling door het centrum. Misschien moeten we volgende keer maar eens afstappen in Brauneberg? Hier, op een paar km van Bernkastel-Kues, vertroetelt de familie Haag met veel zorg generaties lang haar gouden Riesling-aanplant. Hun bijzonder elegante Juffer-Sonnenuhr is dan ook een topwijn die vaak een prijs wegkaapt op gerenommeerde wijnbeurzen. Geen spek voor onze bek dus! Omdat we de Moezel volgden, wierpen we onze machine nu eens links dan weer rechts. Toch ging ik niet voluit toen de Kawa wegkatapulteerde: weidse bochten zijn niet echt mijn ding en de wijndorpjes die we dwarsten, geboden tot voorzichtigheid. Cochem, bij hoog en laag gekend als hét Moezelstadje bij uitstek, leek wel een duivelse beproeving, met al die gezellige terrasjes. Afstappen deed ik enkel voor een foto van de rijksburcht. Bepaald indrukwekkend, hoe deze torenhoog boven haar omgeving uittroont. De kleine lokale weg die we volgden, leidde "recht" naar Monreal. Bruut verbraken we de stilte in de nog van ochtendregen nadampende bossen. Aanstoker van dienst was een knipogend wegdek, netjes afgespoeld en opgedweild door het felle zonlicht. Als deugnieten lieten we ons meesleuren in een onverantwoord "pak me dan als je kan"-spelletje. Schuldoprisping of toch dat wegspringend achterwiel? Feit is dat ik als eerste de voet op de rem zette. Maar goed ook, want onze volgende stop had zich aangekondigd.
Monreal, een soort mini-Monschau, zij het authentieker én… geen noorderbuur te bespeuren! Gespaard van massatoerisme, maar niet van Lodewijk XIV, wiens troepen ook hier brandschattend door het burchtstadje waren getrokken. Niet dat je van deze zwarte bladzijde nog iets merkt. Alles werd liefdevol opgepoetst en de vakwerkhuisjes langs de Elz pronken als nooit tevoren. Zij getuigen van de materiële welvaart toen de lakenindustrie in de Eifel hoge ogen gooide. De twee burchten, Löwenstein en het kleinere Philippsburg, waken ook nu nog, grotendeels gehavend, over het aloude Koningsberg (Mons Regalis). Een plaat van een dorpje dat terecht de titel van "Schönstes Dorf Deutschlands" behaalde.
Honger dreef ons, na een korte rondtocht, naar een terrasje op de hoek. De middagzon gaf van katoen en ter bescherming van de tere huid wrikten we dan maar een reuzenparasol in de antennestand. Zonnebril goed op de neus? Dan kon er eindelijk besteld worden. De kelner had het aperitiefglas nog niet weggehaald of daar kwam een gitzwarte wolk vanachter de heuvel aangedreven! Veel tijd om het boeltje te verhuizen, kregen we niet. Doortastend als het moet, kon ik nog een tafeltje bemachtigen. Mooi op tijd, want een verse lading ledergeweld wrong zich druipnat een weg naar binnen. Het werd daar best gezellig overigens! Het miezerde nog toen we buiten kwamen. Van enige haast kon er überhaupt geen sprake zijn, zoals we ons in dat eendelig regenpak spartelden. Veel moeite voor niets eigenlijk, want Schloss Bürresheim was helemaal niet zo ver. Hoe voorspelbaar. Enkele bochten verder scheen de zon uitbundiger dan ooit. Gevangen in dat plastieken cocon stuwde het kwik onmiddellijk de hoogte in, recht naar ons hoofd. Minuten leken uren. De lege parking vóór het slot kwam geen seconde te vroeg. Ingeblikt als sardines in eigen nat snakten we minuten lang naar zuurstof. Dan pas vonden we de tijd om het slot boven ons te bewonderen. Gaaf bewaard, want gespaard van de koninklijke slopershamer, zoals Burg Eltz, dat ander sprookjeskasteel hier niet ver vandaan. Een unicum, gezien de vele burchtruïnes in de streek bewijzen hoe grondig de troepen van de Zonnekoning tekeer gingen. Hoewel een bezoek aan de burcht aan te raden is (volledig bemeubeld), beperkten wij ons tot het buitenzicht. Het compacte complex met z'n ronde torenkraag in vakwerk oogt bijzonder charmant en is wondermooi gelegen.
Samen met Monreal is dit ongetwijfeld dé ontdekking geweest op deze tweedaagse. Meteen een mooie afsluiter, want de terugkeer drong zich nu wel echt op. Niet alleen aan de hemel, maar ook in onze geest schoven donkere wolken voorbij. Het vooruitzicht op een saaie snelwegrit (m'n arme rug!) na een zoveelste vestimentaire wissel stemde iedereen somber. Bovendien was de terrasstop in het stadje Mayen herleid tot een een ordinaire plaspauze aan de poort van de beroemde abdij van Maria Laach. Heiligschennis! We maakten ons dan ook stante pede uit de voeten en stoven de oprit van de A6 op. Wat restte was nog 290 km en enkele stortbuien...