Espana verde... helemaal het einde!(deel 3)

Share

Tekst en foto's: Kris Van der Stockt
Het was de zon die duidelijk last had van een kwalijk ochtendhumeur, toen we de zijstandaard van onze machine lichtten. Onder een prominent aanwezig wolkendek loodste de petieterige P212 ons in alle stilte langszij het in de zestiger jaren aangelegde Embalse van Aguilar de Campóo. Dorpjes als Salinas de Pisuerga, Rueda de Pisuerga en Cervera de Pisuerga lieten er geen twijfel over bestaan naar welke naam het door ons gevolgde riviertje luisterde. Gaandeweg had de zon beetje bij beetje het grijze lappendeken van zich weten af te schudden. Aan onze rechterzijde hadden we inmiddels gezelschap gekregen van zuidelijke uitlopers van de Cordillera Cantábrica, waarvan de toppen zich evenwel hardnekkig bleven wegstoppen.
Toch waren het juist de hoogste pieken van dit gebergte, met name de iets noordelijker gelegen Picos de Europa, die de Spaanse ontdekkingsreizigers en conquistadores - in het allerbeste geval - te zien kregen na hun Latijns-Amerikaans avontuur en wekenlange ontbering op de Grote Plas. Wij van onze kant lieten het Cantabrisch gebergte voor later in de week en zakten onverwijld af naar Guardo. Ooievaars en muilezels
We volgden dezelfde carretera local tot in Cistierna, waarna de N625 het stuur overnam. Met de provincie León waren we in Castilla y León aanbeland, Spanje's grootste Autonome Gemeenschap. Een heuvelend reliëf met bergen op de achtergrond klampte zich nog even vast in één der zijspiegels, totdat het uitgesproken vlak van het tafellandschap beider blik op oneindig vastpinde. Vlaktes, ze mogen dan nog hooggelegen zijn, zijn nu niet bepaald Moeder Natuurs mooiste. Hiermee had ik een geldige reden om het tempo vooraan wat op te drijven. Zo te zien tot ontzetting van enkele verschrikte ooievaars in de velden!
In het levendige vestingstadje Mansilla de las Mulas, aan de oevers van de río Esla, knoopten we opnieuw aan met de befaamde pelgrimsroute die we in Estella hadden verlaten en die we nu voor de rest van de dag zouden volgen. Het was er druk en marktkramers stalden er in een gezellige wanorde hun koopwaar uit op de centrale Plaza del Pozo. Typische land- en tuinbouwprodukten zeg maar die je op een lokale markt mag verwachten, gezien het overwegend agrarische karakter van de streek (de mulas of muilezels in de benaming zegt genoeg). Hoewel het middeleeuwse stadje met haar hoge 12e-eeuwse muren volstrekt een verkenningstocht verdiende, wenkte een cafeïneshot in een nabije bar. Mensen monsteren vanachter een koffietje, het hoort nu eenmaal bij een vakantie…
Nog geen 20 km verder vielen we zelfs in herhaling, deze keer bij een glaasje wijn en tapas met tortillas, onder het goedkeurend oog van Santiago in hoogsteigen persoon. Er liep dan ook heel wat jong volk in León, dat een drukbezochte etappeplaats is op de camino.
Pelgrims vonden en vinden er nog steeds onderdak in talloze conventen en kloosters, zoals dat van San Marco aan de oever van de Bernesga, nu een luxueuze vijfsterren parador. Bidden konden ze er eveneens in overvloed: in de romaanse Santa María del Camino bijvoorbeeld of in het kerkje van La Virgen del Camino. Zwaar vermoeide of zieke caminogangers die het vooropgestelde doel allicht nooit zouden halen, trokken hier onmiddellijk naar de basiliek van San Isodoro, waar ze met het binnenstappen van de Puerta del Perdón hun zonden al vergeven kregen.
Ongeletterde bedevaarders zullen zich zeker vergaapt hebben aan de romaanse fresco's met bijbelse taferelen in het Koninklijk Pantheon van de basiliek. De beschilderde tongewelven van de oorspronkelijke kerk behoren hiermee tot de mooiste van Spanje (ook wel de Sixtijnse kapel van de romaanse kunst genoemd). Pulchra Leonina
Valt het je bij een bezoek aan León meteen op dat de stad haar hoogtepunt vierde in de middeleeuwen, dan merk je ook dat het toch de Romeinen waren die deze strategische plaats tussen twee rivieren tot de hunne maakten. Het 7e legioen, Legio Septime, sloeg er in 68 na Christus definitief haar kamp op, in de eerste plaats om de naburige goudmijnen van Las Médulas uit handen te houden van de opstandige Asturiërs uit het noorden. Behalve de naam van de stad zijn het vooral de blonde stadsmuren die hier en daar nog herinneren aan de Romeinse schatplicht.
Romeinen, Visigoten en Arabieren, één voor één waren ze als bezetter door de streek getrokken. De beslissing van het koninklijk hof om de hoofdstad van het autonome Asturië in het begin van de 10e eeuw van Oviedo naar León te verplaatsen, had deze laatste bepaald geen windeieren gelegd… geteld bij de schare pelgrims die dan nog eens aan de kassa passeerde onderweg! Een succesduo van wereldlijke macht en spirituele aantrekkingskracht dat zorgde voor een ongeziene bouwkoorts aan paleizen en kerken. Na deze gouden periode ging León op in het nieuwe koninkrijk Castilla y León en mettertijd verschoof het politieke centrum naar andere steden. Het zou tot in de 19e eeuw duren vooraleer de industrialisatie en met name de exploitatie van het zwarte goud opnieuw leven in de regio zou brengen. Uit deze periode dateert ook het neogotische Casa de los Botines, dat op last van een rijke textielindustrieel werd gebouwd door Antonio Gaudí.
Bij Sint-Joris, wie op het bankje plaatsneemt, recht tegenover het gebouw, geniet niet alleen het privilege naast Spanje's beroemdste architect te zitten, maar kan zo even de tijd nemen om dit middeleeuws geïnspireerde bouwwerk met zijn torentjes en tierlantijntjes rustig in zich op te nemen! En toch komen de meeste toeristen voor de knapste van León, de 'pulchra leonina', Spanje's enige geheel in pure Franse gotiekstijl opgetrokken kathedraal uit de 13e-14e eeuw. Zowel van buiten als van binnen waan je je dan ook in Frankrijk. Amiens, Chartres, Reims, noem maar op… ze doorstaat met gemak elke gelijkenis met haar beroemde Franse zusters.
Een fijn samenspel van goddelijk licht en door mensenhand bewerkte steen, tastbaar en toch ongrijpbaar, speels maar ontzagwekkend. En wie niet blijft plakken vóór het ongemeen rijk beeldhouwwerk van de drie hoofdportalen zal zeker onder de indruk zijn van het lichtspel achter de meer dan 1.500 m² gebrandschilderde glas-in-loodramen. Asturica Augusta
Net zoals León ontwikkelde Astorga zich uit een Romeins legerkamp en werd bovendien als Asturica Augusta één van de bestuurlijke centra van de grote Spaanse provincie Tarraconensis (later zou zich onder keizer Diocletianus het kleinere Gallaecia - Galicië! - in het noordwesten van deze provincie afsplitsen). Het stadje had niet alleen een strategische ligging vanuit militair oogpunt, maar bevond zich benevens op het kruispunt van de Ruta de la Plata, de Romeinse Zilverroute die het zuiden met het noorden verbond, en de onderhand bekende Camino de Santiago.
Economische voorspoed die zich wel moest weerspiegelen in de bouwwerken van het kleine stadje, beschermd als ze was door haar laat-Romeinse stadswallen die in de middeleeuwen een grondige opknapbeurt hadden gekregen. Een korte inspectie van mijnentwege leerde me dat deze muren nog in perfecte staat verkeerden. Overtuigd van hun schoonheid nestelden ze zich gevleid onderaan de optische zoeker van de Olympus E-520, waarvan het beeld zich verder opvulde met het bisschoppelijk paleis op de achtergrond. Van in het begin was Astorga immers een belangrijke bisschopsstad geweest, wat de Catalaanse modernist Gaudí tijdens het fin de siècle hier op een eigenzinnige manier had proberen te belichamen met de bouw van een passend paleis voor zijn rijke broodheer.
Hiermee had de grootmeester eens te meer een gedurfde creatie neergezet voor monseigneur, dezelfde bisschop die hem in Barcelona pas de opdracht had gegeven tot de bouw van de Sagrada Familia, de Heilige Familie, wat uiteindelijk z'n levenswerk zou vormen. Een bezoek aan het ongetwijfeld interessante Museo de los Caminos, gewijd aan het pelgrimspad maar ook aan de Romeinse wegen (Astorga lag op een kruispunt van heerbanen), hield ik wijselijk voor bekeken, gezien de meelijwekkende blik waarmee mijn reisgezel zich als een linnen zak op een bankje vóór het paleis had laten neerzakken. Jammer, want ik had het wel voor het gezellig compacte Astorga met haar Romeinse muren, bisschoppelijk paleis en laatgotische kathedraal.
Vermoeide pelgrims vonden in het middeleeuwse Astorga al het nodige om op krachten te komen, want met de Montes de Léon voor ogen waren ze op het hoogste punt van hun traject gekomen. Niks nieuws onder de zon dus, die trouwens even ongenadig scheen als toen. Een mens wordt milder, zeg maar slomer, met de jaren en vermurwd door zoveel lijden bespaarde ik m'n metgezel de lijdensweg van de stoffige wegen der Maragatería, zoals het gebied rond Astorga in de eenvoudige volksmond wordt genoemd. In een wijde bocht trokken we omheen de Montes de Léon, volgens Santiago-kenners nochtans het mooiste deel van de camino op landschappelijk vlak. De N6 voerde ons bij deze "recht" naar Ponferrada, een eerder ongezellig mijnstadje. Dat ik in de late namiddagdrukte van dit stadskluwen compleet het spoor naar de zwaar gerestaureerde kasteelruïnes van de Tempeliers bijster was, vond ie ongetwijfeld niet erg. Ik moet toegeven, zelf was ik de drukte zo zat dat ik - héél even maar - eraan dacht om hem toch maar dat ommetje naar de Vallei der Stilte aan zijn broek te smeren. Vanuit Ponferrada vertrekt immers een kleine weg naar de Montes Aquilanos die uiteindelijk doodloopt in de Valle del Silencio, een afgelegen streek van kluizenaars en kloosterlingen. Vooral Peñalba de Santiago, een leistenen dorp met mozarabisch kerkje, zou je eigenlijk niet ongetraft mogen overslaan als je toch in de buurt bent… Ootmoedig wierp ik - niet zonder enige moeite vanachter die torenhoge tanktas - een blik op het klokje van de Garmin. Belofte maakt schuld en een "seis de la tarde" zat er deze keer écht wel in. En zo verlieten we de hoofdstad van El Bierzo nog sneller dan we gekomen waren. Toppie, niet meer of niet minder!
Toch leeft deze streek, een zelfstandige comarca op de grens tussen Castilië en Galicië, niet alleen van de mijnbouw. Ingebed tussen bergen geniet de vruchtbare vlakte van een bijzonder micro-klimaat. Malse regen uit Galicië en warme zon van Castilië zorgen elk jaar voor een diversiteit aan land- en tuinbouwprodukten.
Geroosterde paprika's en kastanjes bleken een specialiteit van de streek te zijn, terwijl de laatste kilometers van de dag ons een overvloed aan kerselaars en druivenranken lieten zien. Enkel de top, niet meer of niet minder, stond ons in Canedo te wachten…
"Nada más ni nada menos, a tope", dat is inderdaad al jaren de zelfverzekerde leuze waarmee voormalig hippie en 'selfmade man' José Luis Prada, alias Prada a Tope, het grote wijndomein annex hotel-restaurant en delicatessenbedrijf tot een uniek concept wist uit te bouwen in deze uithoek van Spanje. Een filosofie die we ons als bestofte en onwelriekende motard - na nog maar eens een dagmars van bijna 300 km! - lieten welgevallen in het gerieflijke Palacio de Canedo.
Blikvanger van het domein is het voormalig - uit 1730 daterend - paleis van de heren van Canedo, een soort Falcon Crest dat uitkijkt over de wijngaarden en het omringende landschap van El Bierzo. Met heuse Lorenzo Lamas-allures (wie herinnert zich de playboy uit dit Dallas-afkooksel niet?) scheurde ik met veel panache het domein op en af, alsof het me hoogst persoonlijk toebehoorde. En terwijl de whirlpool de lange knoken van mijn vriend bewerkte, stond, hing of lag onze fotograaf van dienst in de ene perspectiefpositie na de andere.
Presenteerde Prada's paleis zich blinkend op een dienblad, het dorpje Canedo was geheel uit ander hout gesneden. Fotografisch veldwerk levert nu eenmaal een rijker oogst en kijk, bij elke pas die ik zette, wachtte onvermoed een brokje onvervalste boerenbuiten. Een stap in het verleden, ongerestaureerd en pur sang. Als een indringer schuifelde ik voorzichtig langs scheefgetrokken muren en groenoverwoekerde paden naar het parochiekerkje en verder, Olympus immer in de aanslag.
Donkere ogen prikten in m'n rug en enigszins beschaamd deed ik haastig m'n reporterswerk. Een beknepen gevoel van voyeurisme joeg me finaal terug het domein op, naar de veilige en warme schoot van Prada's gastvrijheid. M'n maat had intussen ook niet stilgezeten en had alvast de aperitief besteld… Als de wijn is in de man... dan is de kan leeg!
Een glaasje dansende bubbels van eigen bodem, Xamprada genaamd, zorgde voor de gepaste intro van wat een memorabele afsluiter van de dag zou worden. Onder de houten bovengalerij hadden uitnodigend gedekte tafeltjes het mooiste moment voor het laatst gereserveerd. Uitzicht, sfeer en gezelschap zaten goed, dus lieten we ons maar eens goed gaan. De truchillas con pimientos fritos, kleine forelletjes met gefrituurde pepers, waren niet alleen een specialiteit van het huis, maar bovenal erg lekker. Waar de drank is in de man, daar is de wijsheid in de kan. Eerlijk gezegd vreesde ik het ergste, toen praatgrage Mireille van het hotel ons bij het zien van die lege wijnfles de verschillende soorten brandewijn van het huis liet proeven. Hoe losser de tong, hoe strakker het betoog. Wat volgde was een diepgravende discussie op het scherpst van de snee, dat blootlegde wat ik al langer wist: de onzichtbare kloof tussen noord en zuid liep ook tussen onze oren… Germaanse gedrevenheid versus Latijnse loomheid, niets moet of alles zal, dat was de wezenlijke vraag die ons die warme lenteavond tot in de late uurtjes bezighield. Lichamelijke en andere ruïnes
De rekening van dit avondje ongestoord doorzakken kregen we de volgende ochtend zonder pardon op een schaaltje gepresenteerd, letterlijk én figuurlijk. Met pijn in het hart - of was het eerder de lever - liet ik het uitgebreid ontbijt aan mijn neus voorbijgaan. Een droge tostada met sterke koffie, méér kreeg ik met de beste wil niet naar binnen. Een halve kater - voorwaar een lelijk beest! - speelde ons duidelijk parten, zodat het tegen tienen liep vooraleer we goed en wel het hekken van het domein achter ons toesloegen. De automatische piloot voerde ons in no time richting Carucedo, bekend van zijn Romeinse goudmijnen in de buurt van het dorpje Las Médulas. Op zoek naar het edel metaal hadden bovengrondse ontginningen op grote schaal het landschap volledig omgewoeld, waarna de natuur in de loop der eeuwen het zaakje weer had overgenomen. De techniek van de Romeinen - altijd al praktische jongens geweest - was simpel en doeltreffend. Vanuit de naburige Montes Aquilanos leidden ze het water via een systeem van kanalen naar tunnels in de rotsen. Gewoon het boeltje laten overlopen en wachten totdat de wetten van de fysica hun ding deden.
Ruina Montium, zo beschreef Plinius deze mijntechniek waarbij de kracht van water werd gebruikt om bergen te doen barsten. Twee eeuwen lang haalden ze op die manier tonnen goud uit wat als de belangrijkste mijn van het Romeinse Rijk gold, dat daarna als een El Dorado volledig in de vergetelheid geraakte. Wat overblijft is een Arizona-decor van afgekalfde bergflanken en scherpe rotspieken, een kleurenmix van koperrood en kastanjegroen, dat in niets nog doet denken aan de slavenarbeid van weleer. De site werd dan ook in 1997 als Werelderfgoed door de Unesco in haar fameuze lijst opgenomen. Heen en weer van de parking naar het uitkijkpunt Orellán - hier heb je immers het beste zicht op het geërodeerd mijnlandschap - en ik was al bekaf van die enkele honderden meters te voet. Het was dan ook verschrikkelijk warm in die motorvest en het allicht nog aanwezige alcoholgehalte in mijn bloed piekte vervaarlijk naar het kookpunt. Een appeltje dat ik van de ontbijttafel had meegegrist moest volstaan om de ergste dorst te lessen.
Een korte maar ontnuchterende gezondheidstest die me stante pede weer naar het stuur deed grijpen. Spoorslags volgden we de Río Sil en terwijl mijn lichaam er maar niet in slaagde om wat te recupereren op de motor staken we zonder te beseffen de grens met het groene Galicië over. Na Navarra, Baskenland, Rioja en Castilië-León was dit regio nummer vijf dat ik 'm op een paar dagen tijd onder de aluminium gietwielen stak. Interessante informatie, die echter niet op kon tegen een broodje groen… en vooral dat schaduwwerend zonnescherm op een terras langs de weg. Absoluut geen overbodige luxe, want van de vier Galicische provincies is Ourense de enige die niet aan zee ligt en temperaturen kunnen er ondanks het bergachtig karakter tot Andalusisch niveau klimmen. Zeker in de kloofdalen van de Miño en haar zijrivier de Sil kan het bloedheet worden. Een micro-klimaat dat de wijnstokken achter de bekende D.O. Ribeira Sacra zich best laten welgevallen, maar dat deze keer geen gehoor kon vinden in dat loden hoofd van me. Het ongenummerd weggetje dat van Castro Caldelas in honderden bochten langs de Sil naar de Miño slingerde, was dan ook geen spek voor onze bek. De OU536 kronkelde trouwens op zich al meer dan genoeg vooraleer we goed en wel het "gouden" stadje Ourense bereikten.
Blokken beton en vreselijk veel verkeerslichten, zo zou ik onze kennismaking met de provinciehoofdstad omschrijven. Natuurlijk had ik vooraf de gps-routes wat verfijnder mogen uittekenen, mea culpa, maar een halfuur zoekwerk - zonder enig resultaat - naar een Plaza Mayor of kathedraal leek me toch een iets te zware straf. Een glimp op de herbouwde Romeinse brug bij het verlaten van de stad was dan ook niet meer dan een doekje voor het bloeden. Triomftocht op de N541
Het kwik was inmiddels vlot voorbij de 25 °C geklommen en het was dan ook een geruststelling dat enkel de N541 nog een verkwikkende douche in de weg stond. Dan maar het gas erop, kwestie om het hoofd wat verkoeling te bieden… Blijkbaar dacht onze Honda-vriend er net hetzelfde over, want tot mijn verbazing werd er deze keer min of meer aangesloten. Een onuitgesproken teken om de sportieve inborst van de driepitter triomfantelijk te demonstreren, nu dat we deze schitterende weg eens helemaal voor ons alleen hadden. Go your own way, het is niet voor niets de lijfspreuk van het Britse motormerk! Met een gemeten tijgersprong sloeg ik meteen een brede kloof en roofzuchtig beet de Tiger zich vast in het asfalt. Instinctief kromde ik de rug en even liet ik me volkomen meeslepen in een schier onoverwinnelijke roes. Niet dat ik absoluut die top van 220 km/u uit het ranke lijf wou persen, maar in een dozijn secondjes of zo doortrekken tot 180 km/u, mja, dat zet de haartjes wel even recht. Dierlijke driften die pas tot stilstand kwamen toen ik vanuit een linkeroogspleet nog net een blik had kunnen werpen op een prachtexemplaar van een hórreo.
Samen met de pazos of landhuizen vormen natuurstenen graanschuren in alle mogelijke afmetingen een karakteristiek beeld van het Galicisch landschap. En nee, deze keer wou ik écht niet naar huis zonder een foto van deze typische eigenaardigheid. Overigens had ik tijd zat voor een fotografische mise-en-scène van het stenen kleinood. Zoals te verwachten snorde de Honda me een kwartiertje later voorbij. Nog niet eens zo'n slecht idee, want de Ría de Pontevedra, één van de Rías Bajas die de Galicische kustlijn in het zuiden diep als een fjord insnijden, lag al een tijdje op ons te wachten. Twee appelsienen en een Cola, aub!
In het gezellig drukke havenstadje Pontevedra, het antieke Pontus Vetere, wees de gps me kordaat de richting naar het kleine Rial in de buurt van Poio. Op een zucht van onze bestemming strandden we evenwel in een kluwen van misverstanden dat ons uiteindelijk meer dan een uur op het verkeerde been zou zetten. Net nu dat ik een blind vertrouwen begon te koesteren in de gps, bleek het verdomde ding ons in al zijn wijsheid wandelen gestuurd te hebben, kilometers in de tegenovergestelde richting van de casa rural waar we werden verwacht. Op de koop toe kende niemand van de locals Casa do Ache en enkel en alleen omdat ik nederig het hoofd boog voor zoveel tegenspoed, zette de Goddelijke Voorzienigheid ons vol erbarmen op het juiste spoor. Hoe noem je anders de speld in de hooiberg… die we vonden in het klooster van Poio… waar de eerste de beste bezoekster die we aanklampten toevallig in de buurt van ons vakantiehuisje woonde…? Geef toe, hoe in 's hemelsnaam had ik - evenmin als de Garmin - ooit kunnen bevroeden dat er meerdere Rials in de onmiddellijke… nou ja… omgeving waren?
Een ongeluk komt nooit alleen, of beter gezegd, de kelk ledigt zich altijd tot de bodem. En kijk, net toen Fran en Marta in alle gastvrijheid en half opgelucht de poort van hun casa openzwaaiden, trok alle leven weg uit de versnellingspedaal van de bejaarde Honda… en het gezicht van mijn vriend. Ach, brokken vallen altijd wel te lijmen en met een degelijke Touring Assistance kon dat geen probleem betekenen. Zorgen voor morgen dus, maar daar ging wel m'n plannetje voor die avond… Vergeet die inktvis, lamprei of doodgewone mosselen in een of ander knus restaurantje in Combarro, het bekende vissersdorpje in de buurt. Twee appelsienen - we waren tenslotte toch in het sinaasappelland bij uitstek - en een cola uit Marta's koelkast legden het ergste knorren wel min of meer het zwijgen op.
Vasten deden we al de ganse dag en het balkonuitzicht op de betoverende lichtjes langs de ría maakte veel goed. Een fris briesje stak op en joeg me ten langen leste naar binnen. Benieuwd naar wat morgen brengen zou… Wordt vervolgd! Met dank aan: Spaanse Dienst voor Toerisme, Koningsstraat 97, 1000 Brussel www.spain.info Triumph: www.triumphmotorcycles.be Point2: www.softsolutions.be Olympus Belgium www.nl.olympus.be Nuttige links: www.greenspain.org www.hotelelperegrino.com www.palaciodecanedo.es www.casadoache.com