Haast je naar Aosta (deel 4)

Share

Tekst en beelden: Kris van der Stockt
Klokslag 9 uur en Dolores stond ons al op te wachten in Aosta toen we op zoek naar een veilige parkeergelegenheid twee keer de triomfboog van Augustus rondden. De jonge vrouw zou ons al die tijd vergezellen en in vloeiend Frans de culturele bezienswaardigheden van de dag brengen. Om te beginnen dus de "hoofdstad" van Valle d'Aosta, waar je op je weg halverwege het hoofddal niet omheen kan en mag.
De stad ligt dan ook op de scheiding van twee belangrijke transitwegen die als cols de Alpen doorsteken, de Piccolo en de Gran San Bernardo, met respectievelijk Frankrijk en Zwitserland als bestemming. Het strategisch belang van de Dora Baltea-vallei was ook de Romeinen niet ontgaan en in 25 v.C. sloegen ze na een eeuw van guerrilla de plaatselijke Salassi definitief in de slavenboeien. Drieduizend oud-pretorianen van keizer Augustus werden als kolonisten aangevoerd en zo was de stichting van Aosta, languit 'Augusta Praetoria Salassorum', een feit. Vijf eeuwen Romeinse stempel heeft uiteraard markante sporen achtergelaten.
Het grondplan van de stad weerspiegelt nog steeds de pragmatische geest van Romeinse stedenbouwers. Net zoals bij de constructie van hun legerkampen lieten zij zich inspireren door een dam- of schaakbordpatroon, waarbij de straten in een rechthoekig plan loodrecht op elkaar werden aangelegd, parallel met de centrale cardo (noord-zuid) en decumanus (oost-west). Aosta is trouwens één van de weinige steden die haar Romeinse stadsmuren bijna intact heeft weten te behouden, compleet met torens en stadspoort. Het Rome van het noorden Van de Arco di Augusto, opgericht ter ere van de overwinning op de Salassi, liepen we, een beetje tot mijn verbazing, niet meteen helemaal naar het eind van de Via San Anselmo, waar de Porta Praetoria al 20 eeuwen lang de oostelijke toegang tot de antieke stad verschaft. Een duidelijke keuze van onze gids, zo werd me achteraf duidelijk. Want de Romeinen bouwden hier dan wel hun kleine Rome van het noorden, de bisschoppen lieten er zich evenmin onbetuigd.
Op de klassieke knekelvelden net buiten de stadsmuren verrees immers met de San Lorenzo snel een vroeg-christelijke basiliek, waar de eerste bisschoppen van Aosta werden bijgezet. Geloof me vrij, skeletten dagzomen in deze buurt werkelijk bij het minste gewroet!
Hun belangrijkste collega Anselmus, die het nota bene tot aartbisschop van Canterbury schopte, verfraaide de nabijgelegen Sant'Orso niet alleen met dat welbekend juweel van een romaanse kloostergang. Minder bekend maar daarom niet minder mooi is immers de reeks van muurschilderingen die hij in de romaanse kerk liet aanbrengen, dewelke unaniem in Europa tot de mooiste van hun soort worden gerekend. Om deze Ottoonse fresco's in hun goddelijke glorie te bewonderen, moet je wel de trap op, helemaal naar het nok van het dak van de Sant'Orso.
Want gelukkig ging men bij de gotische verbouwing van de kerk niet al te driest te werk en liet men het romaans gewelf erboven ongemoeid. En zo komt het dat de mystieke, ietwat naïeve verstilde voorstelling van het leven van Christus en zijn apostelen na duizend jaar zelfs in het zwakke schijnsel van een zaklamp nog levendig kleurt in onze verbaasde ogen.
Natuurlijk kregen we de bekende trekpleisters ten voeten uit te zien. Alhoewel, in het geval van de Porta Praetoria misschien niet echt helemaal… Van de dubbele stadspoort zit er immers nog minstens 2m onder de grond, zo vertelde ons Dolores, te wijten aan het slib dat in de loop der eeuwen door de Buthier en de Dora Baltea als een beschermende laag over de antieke stad werd afgezet. Niet dat dit afbreuk doet aan de imposante afmetingen van het monument, wel integendeel.
Muren van 4m dik zijn inderdaad niet niks en in mijn verbeelding zag ik hoe met handelswaar beladen karren door de centrale hoofdingang ratelden, terwijl bedelaars en dieven door één van de twee kleinere boogingangen naar binnen glipten. Opmerkelijk zijn de enkele plakken marmer die - hoogst uitzonderlijk - nog hier en daar de naakte puddingsteen beschermen.
Van eenzelfde monumentaliteit getuigt het Romeins theater enkele stappen verder, ook al rest er slechts een gedeelte van de 22 m hoge toneelmuur en heeft de halfronde cavea wat van haar pluimen, euh zitbanken, verloren. Het lot van menig Romeins architecturale hoogvlieger dewelke triest genoeg maar al te vaak als open steengroeve eindigde. Ook op deze plaats liet ik mijn gedachten even de vrije loop en beeldde me in hoe de volkse typetjes van een of ander aangebrand blijspel van Plautus de lachspieren bewerkten van 4.000 toeschouwers.
Van het ernaast liggende amfitheater blijft niet veel overeind, hoewel grote delen nog verborgen zitten onder alluviale afzettingen van de torrente Buthier. De Romeinen waren absolute meesters in organisatie, dat bewijst nogmaals de ligging van dit populair gebouw waar 'panem et circenses' de volkshonger voedden. Pal in de noordoostelijke hoek van de stad dus, met de Porta Praetoria als nabije uitvalsweg, klaar om rivaliserende partijen en hooligans meteen te neutraliseren en zo eventuele volksopstoten niet te laten uitdeinen over de rest van de stad.
Dat Aosta in de Kerkgeschiedenis een niet onbelangrijke rol heeft gespeeld, wisten we ondertussen wel. We waren dan ook niet verwonderd over het bezoek van paus Benedictus XVI, hier op vakantie in de streek. Jammer genoeg betekende dit wel dat de kathedraaldeur net voor onze neus dicht ging, want De Heilige Vader zelf zou hier de volgende dag de vespers lezen! Geen Ottoonse zolderfresco's dus voor ons, maar wel een portaaltimpaan in polychroom reliëf, beschilderde terracottabeeldjes uit de 16e eeuw. Een fraai stukje bijbelles voor het volk zeg maar.
Waar een kerk staat, stond ooit wel een tempel en in dit geval zelfs meerdere, want zonder het te beseffen bevonden we ons op het aloude Forum Romanum, dé plek bij uitstek waar zich het openbare leven van alle Romeinen centraliseerde. Een soort Koekelberg, Wetstraat, Beurs en City2 ineen a.h.w., tunnels inclusief. De Arco di Augusto is dan wel het visitekaartje van de stad en de Porta Praetoria behoort beslist tot één van de best bewaarde stadspoorten in Europa, de cryptoporticus daarentegen noteer ik met stip in mijn persoonlijk favorietenlijstje. En zeggen dat ik bij een vorig bezoek aan Aosta deze exponent van Romeins bouwmeesterschap over het hoofd heb gezien…
Onder de lijdzame blikken van een rij wachtende toeristen mochten we in heuse VIP-stijl als eerste afdalen naar beneden. Voor enkele minuten hadden we de halfondergrondse gewelfde ruimte onder het forum helemaal voor ons alleen, een ongelooflijke ervaring. Het kunstlicht speelde een harmonieus duet met de zachtgele gloed van het travertijn, onaangetast door luchtvervuiling en perfect bewaard… dankzij het slib van de Buthier. Deze massieve bogengalerij onderstutte in de eerste plaats de tempels op het forum en was het antwoord van de ingenieurs op een mogelijke grondverschuiving van het zwakke terrein. Allicht bracht de cryptoporticus aangename verkoeling in de zomer en in een latere fase werd zij hoogstwaarschijnlijk gebruikt als opslagruimte (graan en andere handelswaar). Allemaal boeiend maar wel vermoeiend. Met een nooit geziene gretigheid gingen we dan ook in op Dolores' voorstel om het stadsbezoek af te ronden met een natje en een droogje. En waar anders kon je dat beter dan in het historische Caffè Nazionale op de Piazza Chanoux? Het etablissement dateert nog uit het einde van de 19e eeuw en is sindsdien niet meer veranderd. Velen komen hier dan ook iets drinken en een hapje eten, enkel en alleen al voor de sfeer en het interieur, met een schitterend koepelplafond overigens.
Zat iedereen binnen, ik wou absoluut een terrasje doen, al was het maar om een zicht te hebben op de begankenis op en rond de Piazza Chanoux, Aosta's hoofdplein. Jonge ambachtslui exposeerden hun talent onder een tent op het plein, net zoals in 1996 toen ik voor de eerste keer Aosta aandeed.
Houten sculpturen vooral, maar ook traditionele kostuums, kantwerk, smeedijzerwerk en andere kunstig vervaardigde voorwerpen. Een bijzonder slim initiatief van de regionale overheid om elk jaar een wedstrijd uit te schrijven voor verschillende ambachten en zo de Valdostaanse tradities blijvend te verankeren in de 21e eeuw. De heren van Challant Het liep al tegen de middag toen ik het bekende silhouet van Fénis in het vizier kreeg. Als er één kasteel is in Italië's kleinste maar meest versterkte regio dat je absoluut moet gezien hebben, dan is het dit wel. En vermits je dan toch in de buurt bent, kan je gelijk ook even binnenspringen in dat van Issogne. Zo sla je twee vliegen in één klap en krijg je een goed beeld van een robuuste sterkte uit de 14e eeuw en een comfortabel woonslot uit de 15e eeuw. Want hoe groot de verschillen ook zijn, toch behoorden beide heerlijkheden tot dezelfde adellijke familie de Challant, die in dienst van het Huis van Savoye het hier sinds de 12e eeuw voor het zeggen had.
Fénis moet het inderdaad hebben van zijn fors uiterlijk. Een dubbele weermuur met kantelen, ronde hoektorens en vierkante donjons met schietgaten en machicoulis, puur defensieve elementen dus die met het verdwijnen van de laatste erfgenaam in de nadagen van het Ancien Régime niet konden verhinderen dat koeien het bolwerk alsnog te grazen namen. De ruïneuze toestand van het ooit zo stoere kasteel liet het fascistisch gezag niet onberoerd, wat in de jaren dertig van de vorige eeuw leidde tot een niet van grootheidswaanzin gespeende restauratie, jammer genoeg zonder veel kennis van zaken. Vooral een spijtige zaak voor de bezoekers van nu, want in tegenstelling tot het kasteel van Issogne missen de vertrekken hierdoor wat authenticiteit en karakter (zo respecteren de meubels niet of nauwelijks de oorspronkelijke tijdsgeest).
Kan het interieur niet tippen aan dat van Issogne, toch loont het de moeite om een bezoek te brengen aan de woonvertrekken zoals die in het begin van de 15e eeuw onder Boniface I de Challant naar de mode van die tijd werden verfraaid. Vooral het reuzefresco achter de halfronde trap op de binnenkoer en de wandschilderingen van de houten galerij en in de kapel getuigen van de smaak van deze machtige familie.
Issogne zelf ligt nog geen 30km ten zuidoosten van Fénis en via de autosnelweg stonden we er zelfs op een dik kwartier. Wat wil je, amper goed en wel op de motor werd ik meteen in de achtervolging geduwd en zigzaggend kon ik achter een losgeslagen Dolores aan. Met minstens 160km/u gaf de anders zo kalme jonge moeder meer dan plankgas, misschien wel in de overtuiging dat ze ons hiermee een pleziertje deed. Nu, in normale omstandigheden haalt het nog in overvloed aanwezige testosteron ook wel de bovenhand, zeker met de teugels van 155 hengsten in je rechterhand. Knijpende billen achteraan en een anaconda-omstrengeling rond mijn middel vooraan fnuikten echter dat primair oergevoel dat het recht van de sterkste koste wat kost wou laten gelden. Bovendien was het oppassen geblazen voor een forse wind die bijwijlen lelijk uit de hoek kwam en zijn zinnen leek te zetten op de brede flanken van de GTR. Even baanvast als de andere dagen liet onze zware jongen zich niet uit zijn lood slaan door wat wind… wat evenwel niet van m'n helm kon worden gezegd, die als een toogplakker tot vervelens toe hetzelfde lied in m'n oren jankte. Het moet gezegd, de stroomlijnruit van de GTR had gerust wat langer mogen uitvallen, iets wat het vernieuwde 2010-model ondertussen ook biedt. En ja, weliswaar op haar kousenvoeten maar met een nauwelijks verholen glimlach bekende onze pittige Italiaanse even later dat er op dit stukje snelweg nooit wordt geflitst en dat een strakke wind in een breed hoofddal als dit echt wel meer de regel dan de uitzondering is… Het kasteel van Issogne oogt van buiten veel minder spectaculair dan Fénis of zijn overbuur Verrès, maar heeft dan ook nooit enige militaire ambitie in die zin gekoesterd. De gunstige ligging aan de rivier trok wel de aandacht van de Romeinen en mettertijd had zich rond een versterkte woning een kleine nederzetting ontwikkeld. Niks bijzonders dus, ware het niet dat de bisschop van Aosta in 1379 dit gebied als leengoed had geschonken aan Yblet de Challant. In de onmiddellijke schaduw van diens thuisbolwerk Verrès - eerder een imposante stenen kubus - liet Yblet het versterkte huis ombouwen tot een elegante verblijfplaats, waar de Duitse keizer Sigismund en de Franse koning Charles VIII nog met passende égards zouden worden ontvangen.
Het was de kunstminnende Georges de Challant die alle vormen van laatgotiek kwistig als een mecenas rondstrooide in het Aostadal en die op het eind van de 15e eeuw het werk van Yblet voltooide. In Issogne liet hij niet alleen de muren van de binnenkoer decoreren met schitterende fresco's, ook de vertrekken zelf werden voorzien van kleurrijke wanden en cassettenplafonds, bemeubeld met de fijnste exemplaren van die tijd. Sluitstuk van dit alles is nog steeds de smeedijzeren fontein, in de vorm van een granaatappelboom, die hij op de binnenkoer liet plaatsen. Dat niet alleen hedendaagse toeristen onder de indruk zijn van dit laatgotisch meesterschap, bewijzen verder de vele graffiti die op vrijwel elke muur werden nagelaten, hetwelk in vorige eeuwen overduidelijk "bon ton" bleek te zijn!
Helemaal anders dan Fénis ademt Issogne nog de sfeer uit van de hoofse hoogtijdagen van weleer. Nochtans leek het ook met dit kasteel de verkeerde kant op te gaan. Geldverslindende twisten inzake erfopvolging hadden de Challants praktisch geruïneerd en toen het laatste familielid in 1804 stierf, was het verval reeds ingezet. Dat het oorspronkelijk karakter zo goed bewaard bleef, hebben we te danken aan de jonge Turijnse schilder Vittorio Avondo. Deze kocht en restaureerde niet alleen het kasteel, maar zocht en vond ook de originele meubelstukken of liet er waarheidsgetrouwe kopieën van maken in de typische laatgotische stijl.
Dankzij Vittorio ben je snel wel enkele uren zoet met een bezoek aan Issogne, dat qua interieur niet hoeft onder te doen voor één van de betere Loire-kastelen en dat bovendien geniet van een schitterende setting. Een mening die je zeker zal delen, mocht je net als ik in één van de oude torenvertrekken een blik naar buiten werpen…
La Strada Romana Een sandwich met een koffie moest maar volstaan, want kijk, daar ging ons Dolores er weer flink tegen aan. "No pain, no gain", suste ik mezelf toen ik opnieuw achter haar aan mocht en bedacht hoe ze haar naam niet gestolen had. Omdat ze er hoegenaamd geen gras liet over groeien, kwam de KIPASS (Kawasaki's Intelligent Proximity Activation Start System) op de GTR alleszins van pas. Voorwaar een handig hebbeding waarmee Kawasaki als eerste uitpakt op een toermotor! Want zonder deze elektronische startkaart in de buurt krijg je je machine niet aan de praat, wat betekent dat je 'm met een gerust hart even alleen kan laten en in een wip, zonder dat je naar een sleutel hoeft te zoeken, weer startensklaar staat… zonder al te veel ontgrendelingsceremonieel. Niet onbelangrijk in mijn geval, want wie al met me heeft meegereden, weet doorgaans zeer goed wat 'engelengeduld' betekent! Voor één keer gingen we in Donnas niet terstond op zoek naar een kasteel, zelfs niet naar een wijnkelder. Meer bepaald een stukje Romeinse heerbaan, restant van de oude consulaire weg naar Gallië, had me naar hier gelokt. Iets meer dan 200m lang om precies te zijn, ingenieus uitgehakt langs de flanken van de berg, compleet met onvermijdelijke karresporen en dito mijlpaal (XXXVI ofte 36 mijl naar Aosta). Symbool van Donnas is de fameuze boog over de Romeinse weg dewelke in de middeleeuwen nog als toegangspoort werd gebruikt. Een soort poort naar het zuiden als je wil - en zoals Valle d'Aosta ook wel eens wordt genoemd - want voorbij Donnas liep de strada romana recht de Po-vlakte in, het Italië zoals we dat kennen tegemoet…
Niet zonder eerst in het naburige Pont-Saint-Martin, meteen het laatste bruggenhoofd van onze autonome regio, als brug de Torrente Lys over te steken. Zoals met praktisch elke brug - zelfs wanneer dit een overduidelijk staaltje van Romeins meesterschap betreft - knoopte het volksgeloof er alsnog een legende aan vast.
Ook deze zou op één nacht door de duivel zijn gebouwd, op voorwaarde dat de ziel van het eerste levende wezen dat de brug overstak hem toekwam. De heilige Martinus, jawel, die brave bisschop die de helft van zijn mantel had geschonken aan een bedelaar, was echter slim genoeg om een stukje brood naar de overkant te werpen, waarop een uitgehongerde hond het op een lopen zette… Een dankbaar gegeven nu tijdens de dolle carnavalsdagen, wanneer als apotheose nog altijd een duivelspop wordt verbrand… onder de brug. Het laatste fort Hierna keerden we op onze passen terug om gauw nog een bezoek te brengen aan het fort van Bard, niet het oudste maar ongetwijfeld het sterkste broertje van alle Valdostaanse vestingen. Want hoewel de Salassi, Romeinen en later het Huis van Savoye deze uiterst strategische plaats hoog boven de Dora Baltea continu hadden versterkt, liet Napoleon het fort uiteindelijk toch ontmantelen (uit gramschap vooral dat 40.000 van zijn soldaten in mei 1800 er twee weken lang werden opgehouden).
Gezien het strategisch belang aan de ingang van de vallei startten in 1830 al de werken voor de heropbouw. Pas toen op het eind van de 20e eeuw het militaire karakter definitief werd opgegeven, werden de drie blokken van het complex in hun geheel omgevormd tot een uiterst moderne tentoonstellings- en museumruimte, in de hoop op een grensoverschrijdende zij het vredevolle manier volkeren bijeen te brengen. Een nobel maar goed geslaagd initiatief, waarbij men de authenticiteit van het 19de-eeuwse fort knap wist te combineren met ultramoderne audiovisuele technieken. In feite herbergt het fort verschillende musea, verspreid over de drie verdiepingen. Het bekendste is het Alpenmuseum, waar de bezoeker tijdens een virtuele reis doorheen tijd en ruimte het wat, waarom en hoe van de Alpen kan beleven.
Wie de jeugd heeft, heeft de toekomst, luidt ook in dit deel van Italië het spreekwoord en met het pas geopende 'Alpi dei Ragazzi' hoeft het kleine grut zich geen minuut te vervelen. Zo leren ze er op een speelse en actieve manier alle facetten van het alpinisme kennen tijdens hún beklimming van de Mont Blanc.
Wij van onze kant vonden stilletjesaan dat het welletjes was geweest en daalden af naar beneden, hierbij nog even genietend van de sfeer in de smalle straatjes van het middeleeuwse Bard. En geloof het of niet, dit was meteen ons allerlaatste wapenfeit met Dolores! Fototoestel én bovenkamer hadden in ieder geval genoeg materiaal gestockeerd; al deze indrukken rustig verwerken, dat zou allicht nog wel een poosje kunnen duren…
Dat moment van kalmte en bezinning kregen we onmiddellijk toen we ter hoogte van Verrès het hoofddal van de Dora Baltea verlieten en met Val d'Ayas misschien wel het mooiste van z'n 13 zijdalen volgden. Het moet gezegd, na het gejakker van de voorbije uren daalde de stress rechtevenredig met elke meter dat we stegen in dit lieftallig dal. Frisgroen en zuurstofrijk, weg van alle verkeersdrukte en beklemmende zomerwarmte, zo hebben we het inderdaad het liefst. Kunst en cultuur? Dat hadden we nu wel eventjes gehad… Een meer dan behaaglijk gevoel maakte zich van me meester toen ik iets voorbij Challand-Saint-Anselme de parking van Hotel La Torretta opreed. Slapen deden we echter in Maison Dominique, enkele honderden meters verder in het piepkleine gehucht Maè.
En omdat elke motard zijn lieveling graag dicht bij zich houdt, mocht het hobbelig pad doorheen dit vervallen dorp geen onoverkomelijke hindernis betekenen. Zolang je de GTR min of meer rijdende houdt, héb je ook geen probleem! Het claustrofobisch steegje waartoe ik me had laten verleiden door de hoteldame vormde dat wel… Stapvoets manoeuvreren met een rijklaar gewicht van om en bij de 300 kg, en dit verdorie op een zucht van je bestemming, je wilt het écht niet geweten hebben!
Ons liefdesnestje, één van de zes kamers van de smaakvol gerestaureerde boerderij, maakte in een oogwenk alles goed. De knusse sfeer, het zicht op de bergen, de stilte van de omringende natuur en vooral het gevoel van een op en top geslaagde vakantie, een mens zou van minder romantisch worden… Mmm, schat, begrijp ik het goed dat we nog niet direct aan tafel moeten…? Wordt vervolgd… Met dank aan: Toeristische dienst Valle d'Aosta www.lovevda.it tel: +39 0165 23 66 27 e-mail: uit-aosta@regione.vda.it www.visitaosta.be Kawasaki Benelux www.kawasaki.be Olympus Belgium http://www.nl.olympus.be/ Interessante links: Italiaanse Dienst voor Toerisme Louizalaan 176, 1050 Brussel tel: 02 647 11 54 enit-info@infonie.be Chambres d'hôtes www.loteisson.com