De Uilenspiegelroute

Share

Tijl Uilenspiegel. De naam zegt waarschijnlijk alleen de al wat oudere Vlamingen iets hier in dit Belgenland want nog maar zelden hoor je die naam hier te berde komen. Chauvinistisch als wij Vlamingen zijn kennen we namelijk veeleer de bekende figuren uit vreemde culturen bij naam en toenaam dan onze eigenste volkhelden. Want dat Tijl als Vlaamse volksheld ter wereld kwam staat vast, ook al was zijn geestelijke vader, Charles Théodore Henri de Coster, de vrucht van een Waalse moeder en een Vlaamse vader en schreef hij in het Frans.

Daaraan denk ik als ik in Damme, aan het begin van de Uilenspiegel route, enkele beelden maak van het kleine stadje. Dat de start van de Uilenspiegel route uitgerekend hier ligt is niet meer dan voor de hand liggend want de stad ademt een zo goed als onversneden sfeer van de late middeleeuwen uit, het tijdsbeeld waarin Charles zijn guitig geesteskind met de wereld confronteert. Bovendien spelen de avonturen van Tijl zich hoofdzakelijk af in zowel Vlaanderen als Zeeuws Vlaanderen waardoor Damme nog meer de enige juiste keuze blijkt. Het verhaal van Damme is niet zo maar in één twee drie verteld. Weinigen van de mensen die hier op de terrasjes komen zitten weten dat deze pittoresk aandoende gemeenschap in feite zijn oorsprong te danken heeft aan een storm die in de eerste helft van de 12de eeuw een diepe wonde sloeg in het Vlaamse land. De aldus ontstane vaargeul die al snel de naam "het Zwin" kreeg, verbond zo goed als direct de stad Brugge met de kust.
't Zouden geen West Vlamingen geweest zijn moesten ze daar in Brugge niet meteen voordeel in ontdekt hebben. De scheepvaart kwam op gang en in 1168 werd achter een dwarsdam, die ter beveiliging van het achterland tegen de zee werd opgeworpen, de havenstad Damme geboren op enkele boogscheuten van Brugge. Je zou het vandaag de dag niet zeggen, maar Damme werd al snel een belangrijke draaischijf voor de economie destijds. Het toen al rijke Vlaanderen had er een poort op de wereld bij gekregen om zijn handel naar het buitenland verder uit te breiden.
Damme is als stadje ogenschijnlijk goed bewaard gebleven. Doe je de moeite om er eventjes rond te kuieren - vergeet de zijstraatjes niet in te slaan om er de echte Damse sfeer op te snuiven - en je zal verbaast staan om de hoeveelheid eenvoudige schoonheid die je er aantreft. Het toerisme heeft echter ook hier zijn tol geëist; het aantal restaurants en bistro's dat het stadje rijk is is exuberant, terwijl de parkeer gelegenheden in en om de binnenstad veeleer beperkt zijn. Met de motor heb je daar allemaal natuurlijk geen last van; de KTM parkeerden we moeiteloos in de schaduw van het stadhuis, op enkele passen van de brug waarlangs we de Damse vaart zouden kruisen.
Vanop de brug over de Damse vaart zijn in de verte de torens van Brugge te zien terwijl het water aan de andere kant schijnbaar verloren loopt tussen de bomenrijen die het kanaal in de richting van Nederland begeleiden. Met de ogen half dicht is het schier mogelijk om zich hier middeleeuwse taferelen voor te spiegelen maar geschiedkundig is dat niet getrouw. De Damse vaart werd namelijk pas onder Napoleon gegraven met de bedoeling Brugge met Sluis te verbinden en zo een verbinding met de Westerschelde te bewerkstelligen. Daar moest een deel van de huizen van Damme plaats voor ruimen, evenals de historische havenkom en de samenkomst van de Lieve de Reie en het Zwin, de drie waterlopen die in Damme een knooppunt vormden.
De scheepvaart op de Napoleonvaart, zoals het kanaal genoemd word, was echter geen lang leven beschoren. Voltooid in 1856 werd een deel ervan in 1940 gedynamiteerd door Franse troepen die probeerden de opmars van de Duitsers te vertragen. Vandaag de dag is het een pleziervaart, die menige motorrijder, fietser, wandelaar en visser op pittoreske beelden vergast
Eens de vaart over duikt de route meteen de polders in. Een typisch Vlaams polderlandschap ontrolt zich onder je ogen. Betonbaantjes die zich door vette weiden slingeren, afgeboord met knotwilgen en her en der van een partij struikgewas voorzien. De bouwwoede van de Vlamingen is hier blijkbaar toch in toom gehouden want de bebouwing is er veeleer schaars, hetgeen de oude huizen die er staan extra tot hun recht doet komen.
Veel tijd om daarover na te denken is er niet want je komt als snel op een merkwaardig punt terecht. Amper door enkele meters dijk gescheiden lopen er twee kanalen kaarsrecht en evenwijdig met elkaar in de richting van waar je de zee vermoed. 't Zijn het Leopoldskanaal en het Schipdonk kanaal, die in de volksmond de Blinker en de Stinker worden genoemd. In tegenstelling tot wat stoute, niet koningshuisgezinde lieden weleens beweren is het niet het Leopoldskanaal dat de Stinker word genoemd. Het Leopoldskanaal dient als afwatering van de Vlaamse polders naar de zee, terwijl het Schipdonkkanaal het vervuilde water van de bovenloop van de Leie moet afvoeren naar de Grote Plas. Met het verbeteren van de waterkwaliteit van de Leie is de naam van Stinker de dag van vandaag niet echt meer op zijn plaats; beide kanalen zien er schilderachtig uit in alle jaargetijden en zijn niet alleen een lust voor het oog, maar doen dat zonder de reukzin te bederven.
Je rijdt in de richting van Nederland, en als je wil kan je het overbevolkte en enorm drukke Sluis aandoen, maar veel meer aan te raden is het om doodleuk de route te volgen en rechtstreeks naar Catzand te rijden. Je doet dat door enig mooie polderlandschappen die er geen twijfel over laten bestaan dat op dat land vroeger zeewier groeide in plaats van het gras, de tarwe en de maïs die momenteel het landschap siert. Je passeert er onder andere Retranchement, een klein dorpje dat ontstaan is uit een legerkamp die er tijdens de Tachtigjarige Oorlog is geweest, en dat nu slaperig in het groen en het goud van de gewassen lijkt ingedut. Ben je daaraan voorbij dan levert de route je kort daarna af bij de molen van Catzand. Als je wilt rij je die straal voorbij, maar beter is het om de route even te verlaten en linksaf naar Cadzand-Bad af te slaan.
Cadzand-Bad is een van de geheimen van Zeeuws Vlaanderen. 't Is een kleinschalig badplaatsje dat uit niet veel meer bestaat dan uit één lange straat maar daarentegen wel kilometerslange mooie stranden en duinen bezit die nooit of te nimmer overbevolkt zijn. Aan de zuidkant palen die stranden rechtstreeks aan die van het Zwin. Bij laag water wandel je doodleuk tot in de geul die ooit als waterweg naar Brugge diende. En dat gratis en voor niets terwijl je voor een bezoek aan het slechts enkele tientallen meters verder liggende Zwin wel moet betalen. Men zegt wel dat de Nederlanders uit alles munt willen slaan, maar tegen die van Knokke moeten ze het op dat punt toch afleggen…
Een bronzen beeld van een schipper kijkt er uit over de zee, en aan het strand kan je er bij regenweer papaplu's zien op twee benen welke op hun wandeling worden vergezeld van een of andere hond die maar niet kan beslissen of hij nu de zee in wil of op het droge wil blijven. De golven rollen er tegen de rijen houten palen die het strand tegen hun krachten moet beschermen; ik kan er uren naar kijken, naar het spel tussen de golven, de wind en het zand, maar de motor roept. De Uilenspiegelroute is dan wel maar 74 kilometer lang, er is zoveel te zien dat je er ruim de tijd voor moet uittrekken wil je er ten volle van genieten.
Terug de polders in, zo ver het oog kan kijken vruchtbare grond, ooit aan de zee onttrokken en het onderwerp vormend van heel wat touwtrekken tussen de mens en moeder natuur. Het laatste woord had (voorlopig?) de mens want met veel bloed, zweet en tranen – en onder de "leiding" van de clerus – werd het land uit de handen van de zee getrokken en tot landbouwgrond omgevormd. Dorpjes als Nieuwvliet en Groede verschenen, en na verloop van tijd staken ook diverse natuurreservaatjes er de kop op.
De vriendelijkheid van de Zeeuwen, de rust die van het landschap uitgaat; ze worden zelfs door onze moderne tijd nauwelijks bedreigd. Zelfs de nadrukkelijk aanwezigheid van onze Oosterburen brengt de waardige rust die er heerst dat niet in het gedrang, al zorgen die er wellicht wel voor dat de vastgoedprijzen er niet malser op worden. Een vakantiehuisje in Zeeuws Vlaanderen, 't schijnt in Duitsland al langs om meer in zwang te zijn…
Groede is een dorpje dat er mag zijn. De korpskern is enorm gezellig met zijn smalle straatjes en authentieke huizen. Wie een zwak heeft voor architectuur en gezelligheid moet er beslist de motor even aan de kant zetten en er een en ander gaan bekijken; 't is echt de moeite waar wat er allemaal te zien is. Geen twee geveltjes zijn er gelijk, en toch staan ze er broederlijk schouder aan schouder en stralen ze stuk voor stuk die "nette" sfeer uit dat deze streek eigen is. Voor de motorrijder is er trouwens een extra aantrekkingskracht aan Groede. Elk jaar vind er op het tweede weekend van juni een oldtimer treffen plaats. Op de website groesepapvretersrit.com lees je er meer over, maar in de Molenstraat is een kleine vitrine met daarin onder andere een heel mooie Eysink die je elke dag kan bewonderen.
De zon schijnt plots weer fel eens terug in de polders. Tussen de rijke velden liggen waterpartijen lui op de avond te wachten naast vaak niet onaanzienlijke boerenhofsteden. De eigenaars ervan zijn heel goed mee met hun tijd want niet zelden houd men er zich naast de landbouw ook met hoevetoerisme bezig. Er logeren hoeft zeker geen straf te zijn zo te zien; 's avonds op het bankje aan de rand van kreek van een glas en goed gezelschap genieten, half verscholen tussen de treurwilgen en het riet… er zijn mensen die daarvoor de halve wereld ver reizen!
De route leid je over kronkelende dijken in de richting van Waterlandkerkje. Nog zo'n kleine, pittoreske oase van rust in de onmetelijk lijkende polders. Zoals de naam al laat vermoeden is deze kleine gemeenschap als het ware uit het water verrezen; niet voor niets droeg deze streek vroeger de naam Waterland.
't Kerkje dat er het centrum vormt van de enkele tientallen huizen grote gemeenschap is oorspronkelijk uit de 17de eeuw, maar sindsdien al meerdere keren gerestaureerd. Dat de streek al vroeg de interesse droeg van de kerkfabriek blijkt aan de hand van de tiendenpaal die op het Redouteplein staat tentoongesteld. Die gaf in de 13de eeuw de grens aan tussen de eigendommen van de Sint-Pieters en de Sint-Baafs abdijen, twee te Gent gedijende kloostergemeenschappen.
De weg van Waterlandkerkje naar Aardenburg is via kleine, gemakkelijk lopende weggetjes een waar plezier om rijden. De oudste stad van Zeeland heeft dan wel een bewogen geschiedenis achter de rug, de dag van vandaag is het een uitgesproken rustig en oogt alles er alles behalve antiek. De meer dan 5.500 jaar dat de mens hier al zijn tenten opslaat zijn het stadsbeeld echt niet aan te zien, en niemand zou daarvan afgaande dan ook vermoeden dat hier ooit een Romeins verdedigingswerk heeft gestaan dat deel uitmaakte van de versterkingen op de as Boulogne tot Bittenburg. Daarna werd het even stil rond Aardenburg, dat zich in de middeleeuwen echter ontwikkelde tot een van de belangrijkste steden van het Graafschap Vlaanderen. Ach, wat moet de wereld in die tijd toch kleinschalig zijn geweest in vergelijking met nu…
De bewegwijzering van de Uilenspiegelroute voert je in snelle pas nu in de richting van de Belgisch/Nederlandse grens. Voor je het weet sta je op "de schreve" in Eede. 't Is een plaatsje van amper enkele straten groot maar desondanks staat het in de geschiedenisboeken. 't Is namelijk hier dat Koningin Wilhelmina na 5 jaar ballingschap in 1945 terug voet op Nederlandse bodem zette. Ze hadden haar op dat moment beter meteen opgepakt wegens landverraad; een soldaat die tijdens de oorlog de benen neemt staat namelijk wel dat lot te wachten… maar ja, die heeft dan ook niet de uitvlucht dat hij de monarchie moet veilig stellen. 't Geld geeft bovendien niet alleen rijkdom maar ook macht en dat Wilhelmina Helena Pauline Maria, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, Hertogin van Limburg en Hertogin van Mecklenburg niet om een stuiver verlegen zat laat zich raden, laat staan dat ze gelijk was voor de letter van de wet die de gewone proleet diende in het gareel te houden.
Maar dat terzijde. Eens de grens achter je ben je op een boogscheut van Maldegem. Maldegem is als een vooruitgeschoven stelling die Oost Vlaanderen tegen de invallen van de West Vlamingen moet beschermen. Onbegonnen werk blijkbaar want dat volk is al even reislustig als vroeger de missionarissen. Je komt ze dan ook letterlijk overal tegen en niet in het minst in de Oost Vlaamse steden, daar waar ze nog net verstaanbaar zijn zonder ondertiteling.
Voor de reiziger die Maldegem vluchtig aandoet is het echt wel een zware opdracht om er pittoreske, gezellige hoeken te vinden. Die pareltjes zijn er nog wel, maar je vind ze even gemakkelijk als de sterren in een bewolkte nacht. Met uitzondering dan van het Stoomcentrum. Dat bevind zich aan het Stationsplein waar ook de locomotieven en treinstellen vanaf de straat te zien zijn. Met wat planning maak je kans om eens met een echte stoomtrein te rijden. Die komen echter slechts af en toe tot leven, je informeren daarover kan via de website stoomcentrum.be
Vanuit Maldegem ga je eventjes de richting uit van Sysele maar al snel buigt de route af naar Donk. Het bijna onversneden landelijke karakter van de weg daarnaartoe staat in aangenaam contrast met het moderne, drukke Maldegemse stadsleven. Donk ligt er ook al een tijdje want het word ervan verdacht reeds in de Frankische tijden ontstaan te zijn. Archeologische vondsten wijzen in die richting. Ook in moderne tijden moet het er goed wonen zijn, bewijs daarvan zijn de vele nieuwe huizen die er de laatste jaren opgetrokken zijn en die dus de authentieke, landelijke sfeer een beetje afbreuk doen. Maar de tijd en de vooruitgang zijn nu eenmaal niet te stoppen, ook al doen ze sommige zaken beslist geen goed…
Beter beschermd tegen vlagen van nieuwbouw is blijkbaar Vivenkapelle geweest. 't Is een kleine parochie die op de kruising ligt van vier oude gemeenten, te weten Sint-Kruis, Damme, Moerbeke en Sijsele. De oorsprong van deze samenleving reikt terug naar de middeleeuwen toen rond de Onze Lieve Vrouw kapel een leefgemeenschap ontstond. In de late 19de eeuw kreeg Vivenkapelle het uitzicht dat het nu nog heeft; de Brugse familie Verhulst liet rond de kapel een neogotisch parochiecomplex optrekken dat naast een kerk ook een pastorie, een kloostercomplex en een school omvat. Die zien er de dag van vandaag nog steeds als nieuw uit, mede omdat ze vanaf de jaren '80 gerestaureerd worden. 't Geheel ademt een heel eigen sfeer uit en doet een beetje als een kleine tijdscapsule aan, met een beetje verbeelding zie je zo Tijl Uilenspiegel en Lamme Goedzak vanachter de gebouwen tevoorschijn komen.
De gelovigen van Vivenkapelle drinken blijkbaar allemaal binnenshuis want van een herberg is er in Vive geen spoor te bekennen. Damme is echter nu niet zo veraf meer, dus als je even op de tanden bijt kom je er nog levend aan. De weg van Vivenkapelle naar Damme is er eentje om te schilderen; de zo goed als verlaten weg slingert zich door prachtige vette weiden, de wilgen en hagen zijn er niet van de lucht en bovenal hangt er boven dit stukje van de wereld een tijdloosheid die bijna te snijden valt. 't Is dan ook zo goed als geheel bij verrassing dat je in Damme aankomt. Via de Kerkstraat kom je weer aan de Damse vaart te staan. De cirkel is rond, tijd voor een drankje en een hapje op een van de gezellige terrassen!
Bijkomende info: De Uilenspiegel route is bewegwijzerd met de bekende blauw/witte wegwijzers. Ze kwam tot stand middels de samenwerking van de diensten van toerisme van Oost- en West Vlaanderen en Zeeland. De brochure en de route kan bij die diensten besteld worden. Op de website toerismedamme.be vind je nog meer informatie over de aldaar beschikbare toeristische routes.