De Smokkelroute

Share Tekst & beelden: Rolduc
Op een koude winterdag had ik zin om een ritje met de motorfiets te maken en koos om de Smokkelroute te rijden. Deze 90 km lange rit die zich door West Vlaanderen, Oost Vlaanderen en Zeeuws Vlaanderen slingert is zowel geschikt voor automobilisten, motorrijders en fietsers en is volledig bewegwijzerd. Omdat Sint Laureins het dichtst bij mijn vertrekpunt ligt zal ik de Smokkelroute aldaar beginnen en ze in wijzerzin volgen.
Ik start aan de uit 1555 daterende kerk waarvan men soms beweert dat de kerktoren ooit een vuurtoren geweest zou zijn maar hier zegt men echter dat dit niet waar is. Na een paar honderd meters rijd ik voorbij het "Godshuis" dat me opvalt door zijn witte koepel. Dit gebouw was ooit een rusthuis maar staat nu leeg te vervallen tot wanneer de genadeloze sloophamer erin word gezet. Ik rijd over de brug en volg het Leopoldkanaal in de richting van Maldegem. Langs met grachten en houtkanten omzoomde akkers en velden rijdend heb ik het gevoel dat ik alleen op de wereld ben terwijl ik geniet van het zachte geronk van mijn motor. Deze tijdelijke heerlijkheid wordt beëindigd aan de verkeerslichten van de zeer drukke expresweg Antwerpen – Knokke. Van hieruit gaat het rechtdoor tot in Maldegem. Deze kleine stad was vroeger het bestuurscentrum van het "Ambacht van Maldegem" . Dit omvatte tot 1796 Maldegem, Adegem en Sint Laureins. Centraal staat de Sint Barbarakerk die steunt op een onderbouw uit de 11e eeuw. De nogal plompe toren werd herbouwd in 1639 en domineert het stadsbeeld. Door smalle straatjes verder rijdend kom ik aan het marktplein met zijn mooie stadshuis en rijd er over de Eede. De Eede is een klein riviertje dat ontspringt in het Drongengoed en uitmondt in het kanaal van Schipdonk. Het riviertje stroomt in Maldegem ook langs het Sint Annakasteel dat nu als politiebureau dienst doet.
In de Noordstraat is het torentje van het "Kasteeltje" te zien. In het verleden woonden er baljuws, griffiers en burgemeesters. Het "Kasteeltje" is een oude herenwoning uit 1525. Verschillende bekende schrijvers, waaronder Stijn Streuvels, debuteerden hier met hun literaire werken.Voor het "Kasteeltje staat er een oude boom die "Ginko Biloba" als naam draagt. Het scheepsanker dat daar zijn laatste rustplaats heeft gevonden dateert uit de Spaanse tijd en werd in 1959 voor de Engelse kust opgevist. Ik verlaat Maldegem en kom in een wat bosrijke omgeving waarin " Het Kasteel van Reesinghe " staat. Hier zou destijds het " mynheerken van Maldegem " 36 ketellappers de hongerdood hebben laten sterven in "de donkere put " Deze put ligt nu onder het gebladerte verscholen en nodigt nog steeds uit tot medelijden met die struikrovers… Na enkele kilometers de rijksweg naar Brugge gevolgd te hebben sla ik rechts af de Antwerpse Heirweg in. Deze leidt me naar Donk, één van de Maldegemse parochies. Er wordt wel eens gezegd dat deze baan nog een heirweg uit de Romeinse tijd zou zijn maar van het oorspronkelijke wegdek is er spijtig genoeg niets meer te zien. Door zijn twee oude herbergen doet de Donkse dorpskern me denken aan de tijd van toen. Donk is vroeger een etappeplaats geweest waar reizigers op weg naar -of komende van- Antwerpen konden overnachten. Langs de weg naar Moerkerke zie ik het "Hof van Brezende", een hoeve waarvan de ankers het jaar 1739 dragen maar die al in de Frankische tijd een nederzetting zou geweest zijn. Naar Moerkerke toe verandert het landschap. Bij het binnenrijden van het dorp zie ik "de heerlijkheid van Moerkerke", een kasteel dat op grondvesten staat uit de 13e eeuw. Via de Nieuwdorpstraat en de Algonquinstraat kom ik aan "de Molentjesbruggen".
De Molentjesbrug ligt er nu zeer rustig bij maar in de tweede wereldoorlog werd er hier serieus gevochten. De gehele wijk moest er toen aan geloven. De Canadezen hadden hier met hun Alonquin regiment als opdracht de Duitsers die aan de overkant zaten te verdrijven maar zijn daar niet in geslaagd. Daardoor ontstond er hier gedurende maanden een frontlinie waar vele doden te betreuren vielen. Vanaf nu trekt het landschap open. Ik rijd door de wijde polders naar Lapscheure. Grote boerderijen overheersen het kale landschap dat door zijn winterse leegheid uitgestrekter lijkt dan ooit. Hier ontstonden in 1830 de smokkelactiviteiten tussen België en Nederland. De grote hoeve die zich langs de Sint Pietersdijk bevindt was toen een van de voornaamste smokkelplaatsen. Er werden hier toen gouden zaken gedaan. Het moderne verkeer brengt me terug in het heden als ik terug moet stoppen aan de expresweg die ik over moet om in de dorpskern van Lapscheure te geraken. De uit 1649 stammende kerk van Lapscheure ziet er vandaag sober en streng uit. Aan de " kerk van de Heilige Drievuldigheid" sla ik rechtsaf langs de oude baan Maldegem – Knokke en moet dan onmiddellijk links de Kwabettestraat in. Toen in de Geuzentijd -in 1583- de dijken van het Zwin werden doorgestoken overstroomde Lapscheure. De polders liepen onder water en vormden een natuurlijke grens die vriend en vijand van elkaar scheidde. Ik rijd nu over de dijken, eigenlijk de stille getuigen van de inpoldering, die zich zigzag door het landschap slingeren zoals het een echte smokkelweg betaamt. Ik stop even en ga bovenop een van de dijken staan en zie aan de overkant "Olland" liggen. De koude oostenwind voert de grijze wolken van rechts naar links over het lege landschap en doet me absoluut verlangen naar de lente.
Ondanks de koude wind denk ik toch aan die lang vervlogen tijden toen men hier koeien, kalveren en vele kilo's boter België binnen bracht. Bij gevaar verstopten de smokkelaars hun waar in de holle knotwilgen of gooiden ze in "de Blauwe Sluis", die dateert uit 1746 en diende om de waterafvoer te regelen. Het boterde in die tijd echter niet tussen Vlaanderen en de Verenigde Provinciën waardoor de waterafvoer steeds maar weer in het gedrang kwam. Daarom gaf de Belgische regering opdracht om het Leopoldkanaal te graven waardoor de Belgen de waterafvoer terug in eigen handen kregen. Voorbij de Blauwe Sluis tref ik ter hoogte van het verdwenen "Fort Sint- Donaas" een zelf te bedienen veer aan dat uitsluitend bestemd is voor wandelaars en fietsers. Dit veer -Kobus genaamd- brengt ze aan de overkant van de Damse Vaart. Hier bouwden de Spanjaarden meerdere forten tussen noord en zuid en gingen van hieruit op stroop- en plundertochten in de naburige dorpen en zullen daarbij waarschijnlijk heel wat Spaans bloed in de polders verspreid hebben.
Van al het geweld van toen is er nu niets meer te merken, ik rijd nu net voorbij de oude steenbakkerijen de Damse vaart over en kom zo in Hoeke terecht. Stel je even voor: tussen Hoeke en Sluis lag er tot 1815 alleen het dicht geslibde Zwin. Ik kan me bijna niet voorstellen dat ooit de zee tot hier kwam -en verder terug in de tijd zelfs nog verder- maar voorlopig lijkt de mens het nog altijd gewonnen te hebben van de natuur. Het eerste wat me hier in Hoeke hier opvalt is de "Hoekemolen". Die is omringd door bronzen beelden. De molen werd opgericht in 1840 en bleef tot 1936 in dienst. De molen is nu gerestaureerd en werkt in de zomermaanden op zondagmorgen tussen 10 en 12 uur. Men kan er dan vers en ambachtelijk gemalen meel kopen voor thuisgebruik. Via een weggetje dat tussen de aanpalende landerijen doorloopt kom ik aan een pittoresk kerkje dat ergens tussen 1255 en 1274 door Duitse kooplieden is opgericht.
Ik rijd verder langs de expresweg tot aan de Damse vaart en draai daar rechts en onmiddellijk links onder de expresweg door langs een hotel, een camping en enkele kroegjes. De eindeloos lijkende rijen bomen aan weerskanten van de vaart lijken wel enorme, permanente bewakers van het water. Aan de oevers hoor ik het riet ritselen op het ritme van de wind en zie ik wilde vogels zich erin beschutten tegen het gure weer. De hobbelende weg volgt de vaart en is nog steeds bedekt met de enige echte kasseien van weleer. Ik heb het gevoel dat ik met smokkelwaar op weg ben naar Nederland…
Langs de Waterpolder staat er een veldkapelletje.
Wat verder kom ik in het centrum van De Hoorn terecht waar het bedevaartsoord St. Rita zich bevindt. Hier kwamen de hopelozen hopen op een beter leven, op een betere gezondheid en op alles wat dat met zich meebrengt. De Smokkelroute voert mij nu naar Belgisch Middelburg. De overblijfselen van wat eens florerend stadje was zijn hier nog steeds goed te zien, ook al lijkt het momenteel wat ingedommeld te zijn. Middelburg werd gesticht in 1452 door de rentmeester van de hertog van Bourgondië en de orde van het Gulden Vlies. Middelburg was in die tijd een belangrijke pleisterplaats want het werd door de Lieve (een kleine waterloop) verbonden met Gent en door het Zwin met de zee. Net als zovele gemeenschappen in deze streek werd dit stadje aan het eind van de 16e eeuw geteisterd door godsdienstoorlogen en onveilig gemaakt door plunderende soldaten. In de tweede wereldoorlog werd Middelburg ook niet gespaard want in 1944 werd het hevig beschoten. Desondanks zijn er enkele markante dingen intact gebleven. De oude schandpaal op de markt is er een voorbeeld van. Ik verlaat Middelburg en rijd naar Nederland. Op de grens staat er nog maar eens een oude grenspaal.
Als ik die voorbij gereden ben kom ik een oud Romeins militair centrum -dat nu Aardenburg word genoemd- binnengereden. Volgens de geschiedkundigen zou deze plaats 8000 jaar geleden al bewoond geweest zijn. In de 2e en 3e eeuw waren de Romeinen hier en in de 10e en 11e eeuw de vertegenwoordigers van abdijen van Gent. Deze laatsten om de streek in te polderen en het land te bebouwen. In de middeleeuwen was Aardenburg een belangrijk handels- en bedevaartcentrum en tot 1813 -geloof het of niet- een belangrijke zeehaven. En daar is men in Aardenburg trots op. Er is een archeologisch museum in het stadje waar de vondsten uit die tijd bewaard worden. Op de kaai staat de "Kikkerfontijn" waaraan de Aardenburgers hun bijnaam de "Kikkers" te danken hebben. Er is ook nog de Kaaipoort uit 1299 om er te bewonderen en de Sint Baafskerk, die gebouwd werd door monniken van de Sint Baafs abdij uit Gent in 959. Elke dag, om 20 uur, luidt men er nog steeds de "Papklok". Die luidde lang geleden ook rond die tijd en wel om het sluiten van de stadspoorten aan te kondigen. Wie toen niet intijds terug in Aardenburg was moest buiten de stad slapen tot 's anderendaags de poorten weer open gingen. Ja, zo ging dat in die tijd…
Ik verlaat het centrum van Aardenburg en rijd naar Eede, eveneens een grensdorpje dat tijdens de tweede wereldoorlog veel te lijden had. Ik rijd er voorbij een pleintje waarop drie gedenktekens staan die herinneren aan de oorlog en draai de Brieversweg op. Deze weg was vroeger een handelsweg tussen Brugge en Antwerpen. Na enkele kilometers kom ik aan bij misschien wel de mooiste kreek van de streek
In de verte zie ik de huisjes en de kerktoren van Sint Kruis. Die toren wordt de " Peperbusse" genoemd en is gebouwd tussen 1467 en 1483. Ik rijd door het dorp, sla de Kleine Boomdijk in en rijd langs verschillende kreekjes om dan richting België te rijden via het grensplaatsje Sint Margriete. Dit dorp ontstond in 1200 en verdween meermaals van de kaart door één of andere vloedgolf. Ook hier kwamen net zoals in Aardenburg monniken van de St. Pieters en St.Baafs abdijen uit Gent de streek inpolderen. De monniken bakenden hun lenen af met arduinen tiendepalen waarvan er hier nu nog staan. Als ik het dorp binnenrijd merk ik naast de kerk nog zo'n tiendepaal op die men hier als getuige van vroegere tijden heeft geplaatst. Rechtover de kerk staat een kapelletje uit 1727 dat herinnert aan een heiligschennende diefstal van hosties. Het water uit de put die zich onder de kapel bevind zou geneeskrachtig zijn. Pelgrims kwamen naar hier om te genezen van kinkhoest. Ja, er werd toen nogal wat gedaan om centen in het laatje te krijgen… Ik keer het dorpscentrum de rug toe en ruil dit in voor gezonde polderlucht en weidse landschappen. Ik rijd verder langs smalle, door dijken geflankeerde maar niet ongevaarlijke baantjes, want er ligt hier overal grind in het midden van de weg.
De "Hollandersgatkreek" is net zoals alle kreken in deze streek ontstaan door het wassen van het water bij de overstromingen uit de 15e eeuw. Ik rijd verder langs deze ronduit romantische baantjes en kom zo op de "Kattenhoek". Ik stop er te midden van twee kreken die slechts door een smal baantje gescheiden zijn.
Na twee en een half uur rijden door de stille polders moet ik met enige tegenzin terug naar het drukke leven van de hedendaagse moderniteit. Ondanks het gure weer heb ik toch een aangename namiddag in het gezelschap van mijn motorfiets doorgebracht en er bovenop nog een stukje van Vlaanderen leren kennen. Meer moet dat niet zijn…