Als God in de Lot (deel 2)


Tekst & foto's: Kris Van der Stockt Mocht God in Frankrijk wonen, dan zou de vallei van de Lot één van zijn uitverkoren plekjes zijn. Het leven is er goed en ook met de motor is het zalig rijden. Al is het soms wel opletten geblazen voor steenslag op de weg. Sainte-Eulalie-d'Olt, Saint-Côme d'Olt, Espalion, Estaing… het ene bekoorlijke dorp na het andere weerspiegelt zich om ter mooist in het water van de Lot. Zelf zijn we helemaal weg van de residentie van de beroemde Franse familie d'Estaing. Hoewel de gotische pelgrimsbrug over de Lot het in schoonheid moet afleggen tegen het roze zandstenen exemplaar van Espalion. Ook de rivier is ondertussen volwassen geworden, zeker nadat ze in Entraygues-sur-Truyère het woelwater van de Truyère heeft ontvangen.
In Le Fel sturen we de motor eerst naar de Poterie du Don. Deze keer geen loslopende honden die zich willen vastbijten in onze achterslof, maar wel opnieuw een breed tapijt aan steenslag dat het overgewicht van de Tiger fijntjes accentueert. Het futuristisch centrum voor moderne keramiek houdt ons langer bezig dan gedacht. Een sublieme locatie, net als het wijndorpje dat zich krampachtig vastgrijpt aan de helling van de bovenvallei. Het plaatselijke wijntje van Entraygues-Le Fel is niet van de minste, zo kom ik te weten op het beschaduwd terras van de plaatselijke auberge.
Het departement van de Aveyron telt één van de hoogste concentraties aan Frans dorpsschoon. Bijna de helft van haar 'mooiste dorpen' ligt op de pelgrimsweg naar Santiago. De bekendste etappeplaats is Conques, dat als een (Sint-Jacobs)schelp (concha is Latijn voor schelp) verborgen ligt in de vallei van de Dourdou, een zijriviertje van de Lot. Het minuscule dorp is gebouwd rond de enorme abbdijkerk van Sainte-Foy, de jonge martelares wiens schedel in het vergulde en met edelstenen bezette reliekschrijn in de loop der eeuwen voorspoed en welvaart bracht. Gelukkig voor ons wisten de dorpelingen hun kostbare kerkschat goed te verbergen in tijden van rampspoed.
De avondzon steekt het romaanse bouwwerk helemaal in brand als we Conques binnenrijden. Menig pelgrimsstok tikt nog tegen het hobbelig plaveisel van de smalle straatjes, terwijl tientallen toeristen zich schouder aan schouder vergapen aan de bijbelse taferelen in het beroemde timpaan boven het kerportaal. Eens de zon achter de heuvels loopt het handvol straatjes leeg en hebben we het middeleeuwse dorp haast voor ons alleen. Een lekkere maaltijd en een goed bed, meer vragen we niet. Dat krijgen we ook, panoramisch kamerzicht inbegrepen. Slapen doen we als een roos...
De lieflijke vallei van de Lot De eerste helft van de dag houden we ook nu weer de Lot aan onze linkerkant. Het bebloemde dorpje La Vinzelle blijkt net als Le Fel de verrassing van de dag te zijn. Ook Capdenac-le-Haut torent, zoals zijn naam al laat vermoeden, hoog boven de Lot uit. Een strategische ligging die de Galliërs in hun laatste verzet tegen Julius Caesar goed uitkwam. Al maakte de Romeinse veldheer korte metten met de opstandelingen en liet hij ze barmhartig de handen afhakken. Zo kwamen ze tenminste niet meer in de verleiding om de wapens tegen Rome op te nemen!
Situeren de meesten ondertussen het antieke Uxellodunum in de vallei van de Dordogne (die van Capdenac zullen het niet graag horen), het burchtdorpje bezit alle ingrediënten om zijn plaats op de lijst van de mooiste dorpen van Frankrijk te verantwoorden. In de middeleeuwse burchttoren vind je trouwens de Godin van Capdenac, één van de oudste Venus-beeldjes uit de prehistorie.
Van Capdenac naar Figeac is het slechts een tiental minuutjes rijden. Honger drijft ons in het gezellige stadje naar het eerste het beste restaurant. Geen verstandige keuze, want we verspelen er kostbare tijd. Verveeld probeer ik het alsnog goed te maken met een rit door het hart van de stad. Het geboortehuis van Champollion, die in het zandspoor van Napoleon de steen van Rosette vond en hiermee de hiërogliefen wist te ontcijferen, zal voor een andere keer zijn.
Tot Saint-Cirq-Lapopie plooit de D41 zich in evenveel bochten als de rivier die hij probeert te volgen. De Célé is na de Truyère de belangrijkste zijrivier van de Lot en slingert zich net als haar grote zus door het kalklandschap van de Quercy. Wie kalk zegt, komt vroeg of laat in een grot. Daarvan zijn er meer dan genoeg in het departement van de Lot. De prehistorische wandschilderingen van Pech-Merle zijn niet alleen tijdgenoten van die in Lascaux en Altamira, het zijn vooral één van de weinige die je nog altijd kan bezoeken. Doen dus!
Niet alleen ondergronds is er heel wat te zien. Het popperige Saint-Cirq-Lapopie wordt namelijk beschouwd als het mooiste dorp van de Lot. Dat is het ergens ook, al wordt het overspoeld door buitenlanders. Minstens een halfuur zijn we kwijt om de Tiger een plaatsje te geven aan de rand van het dorp. Het zicht op de lieveling van de Fransen met de Lot 100 meter diep hebben we dan al op het fototoestel staan.
Langs de Défilé des Anglais met zijn uitgehouwen rotsholtes gaat het even fotogeniek naar Cahors. Luid peddelende kanovaarders tussen volle toeristenbootjes houden ons nog even gezelschap onderweg. Tot diep in de 19e eeuw werden de beroemde zwarte wijnen uit de hoofdstad van de Lot nijverig verscheept op platte houten rivierboten. De komst van de ijzeren weg maakte hieraan een eind en zo komt het dat de typische gabares of platbodems enkel nog toeristen vervoeren op het bevaarbare gedeelte van de Lot.
Warme zonnestralen likken vurig elke huisgevel langs de Boulevard Gambetta, de drukste straat van Cahors. Hierna is het even zoeken naar de beroemde Pont Valentré. De zwaar versterkte brug over de Lot is hét symbool van de stad. Natuurlijk wil ik het beruchte duivelsfiguurtje in de rechterhoek van de middelste toren zien. Zoals dikwijls het geval had ook hier de bouwmeester zijn ziel verkocht om de werken te laten opschieten. Met een list was hij echter op het laatst de duivel te slim af geweest, waarna deze uit wraak elke nacht opnieuw een steen kwam loswrikken. Geen wonder dat de bouw meer dan zeventig jaar heeft geduurd!
Na een oneindige kiezelklim naar de Mont Saint-Cyr voor een enig zicht op Cahors gaat het sito presto naar wat één van de oudste Franse wijngebieden is. In het op en top middeleeuwse Puy l'Evêque, ooit de grenspost van de bisschop van Cahors, zet een bos aan wegwijzers ons in de juiste richting. Château Famaey is inderdaad één van de vele wijndomeinen waar de donkere malbec-druif wordt verbouwd. De tanninerijke AOC van Cahors is een betaalbaar alternatief voor de kasteelwijnen uit Bordeaux, dat vertelt ons de Belgische familie Luyckx die er van vader op zoon hun droom hebben waargemaakt. Daar hef ik graag een glas van hun Cuvée X op!
Rollende heuvels in de Lot-et-Garonne Enkele pannenkoeken in de schaduw van de blonde burcht van Bonaguil, volgens sommigen de mooiste van het land, komen net op tijd om de man met de hamer te verschalken. Het kwik is de voorbije dagen blijven stijgen en hand in hand met een namiddagdip gaat zulks wel in de kleren zitten. Zowel in het bastide-dorpje Monflanquin als in het middeleeuwse Pujols, beiden op hun heuvel, slenteren we alsmaar trager door de straatjes. De siesta heeft ook ons in haar greep.
Verse pruimen bij het ontbijt in Villeneuve-sur-Lot verraden dat we in de boomgaard van Europa zitten, zoals de vruchtbare vallei van de Lot hier wordt genoemd. Met nog geen 100 km op het routeblad houden we het kalm, deze laatste dag in de Lot. Rustig en sereen is ook het landschap. Dat oogt misschien minder spectaculair, maar is best mooi. Hier en daar bespeur ik zowaar Toscaanse trekjes. De Lot is pertinent aanwezig, dat merken we aan de naam van de dorpjes waar we één voor één doorbaggeren.
Veel bezienswaardigs valt er niet te rapen, dus komt een museum als geroepen. Het museum annex boerderij in Lafitte-sur-Lot is best uniek. Zo blijkt er maar één museum over pruimen te bestaan, terwijl er in gans het departement wel duizend pruimenboerderijen zijn. Hier komen we alles te weten over de pruneaux, de gedroogde pruimen van Agen die elke maman wel op haar keukenschap heeft staan. En natuurlijk sluiten we ons bezoek af met een stukje pruimentaart!
Is paars de kleur van de pruneau, groen is die van hun vallei. In Laparade stuur ik de hoogpoter op een zoveelste gravelbaan naar boven om dat nog eens te checken. We genieten er van een tijdloos uitzicht over de Lot. In het naburige Clairac lijkt de tijd wel stil te staan. Het oude dorp tekent meteen voor enkele van onze mooiste reisfoto's. De oude abdijmuren zwijgen als de dood, maar het waren de monniken van Clairac die pruimen uit Damascus, bekend van de kruistochten, op een lokale soort wisten te enten en hiermee de grondslag legden voor de befaamde 'prunes d'ente', zeg maar pruimen van Agen.
Met het einde stilletjesaan in zicht koesteren we vanop de rots nabij Aiguillon onze laatste momenten met de Lot. Glinsterend in het avondlicht zien we haar moe maar voldaan aan de einder verdwijnen in de Garonne. Donkere wolken schuiven onheilspellend voor de zon. Die halve zondvloed en lekke achterband op de terugweg, die zijn we al lang vergeten, toch? Einde
Onderdak www.lesgrillonsdumorvan.com
www.gites-alleuze.com
www.aubrac-chezremise.com
www.hotel-laremise.com
www.chateau-la-falque.fr
www.hotelsaintefoy.com
www.masazemar.com
www.hotellaresidence47.com
www.chateau-des-vallons.com
www.chateaudepoussignol.com
Meer info www.bourgogne-tourisme.com
www.parcdumorvan.org
www.valleedulot.com
www.rendezvousenfrance.com