De Oopaalkust en zijn achterland

Share

Cap Griz-Nez, Cap Blanc-Nez; 't zijn namen die de jeugd niet bepaald bekend in de oren klinken maar diegenen die in de jaren '70 school liepen wellicht des te meer. Het aantal schoolreizen die deze plaatsjes als bestemming hadden zijn niet te tellen.
Waarom de leerkrachten steevast naar die befaamde Cap's wilden is me lang een raadsel geweest. Maar sinds kort is het me beginnen dagen, toen we met de redactie van MotorLife een testrit maakten met enkele motoren door het noorden van Frankrijk. In één ruk waren we over de snelweg in de richting van Calais gereden, hadden de stad rechts van ons laten liggen en waren ook de terminal van de Eurotunnel voorbij gereden. Op een steenworp van de ingang van de tunnel waren we tot aan de boorden van de zee gereden en hadden zo Cap Blanc Nez bereikt. En daar hadden we de Kawasaki Z750, de Yamaha XJ6 Diversion en de FZ8 Fazer voor het eerst die dag wat rust gegund.
De naam Cap Blanc Nez mag dan wel op en top Frans lijken, er zijn mensen die beweren dat die naam is afgeleid van het oud Vlaamse Blankenesse. De witte krijtrots klip die 134 meter boven de zeespiegel uittorent lag in lang vervlogen tijden namelijk op amper enkele flinke boogscheuten van de zuidelijkste grens van het graafschap Vlaanderen. De naam Cales Cliff, die ook aan deze witte klip gegeven wordt, stamt dan weer uit de tijd dat de Engelse legers, in hun strijd met de Fransen, regelmatig uitstapjes naar deze kusten organiseerden. Kon je vroeger tot aan het uitkijkpunt rijden, de dag van vandaag is de Sentier du Blanc Nez enkel nog voor voetgangers toegankelijk. Vanaf de kleine parking die vlak langs de D940 ligt, daar waar de eigenlijke weg naar de Cap begint, hadden we echter een prachtig uitzicht gehad. Op het rustig kabbelende Kanaal hadden twee ferry's van P&O onder onze ogen mekaar gekruist en ook de golvende, groene lijnen van het achterland hadden onze aandacht getrokken. Nauwelijks in cultuur gebracht hadden de ruwe grasvelden zich met ware doodsverachting over de rand van de krijtrotsen gestort. 't Had zich allemaal zo verrassend mooi aan ons gepresenteerd…
Ook het beslist wel fraaie monument, een standbeeld dat opgericht is in nagedachtenis aan Hubert Latham en dat vlakbij de Cap staat, had ons in de late zomerzon van een zeldzame schoonheid geleken. De Fransman, die in 1909 probeerde de geldprijs te winnen beschikbaar gesteld door de Daily Mail voor diegene die erin slaagde als eerste het Kanaal over te vliegen, had fier samen met ons naar het landschap gekeken. Uit zijn blik viel niet op te maken dat hij destijds - ondanks meerdere pogingen - er niet in geslaagd was op die manier zijn naam in de geschiedenisboeken te krijgen maar wel als de eerste piloot die een vliegtuig op zee neerzette. Zijn landgenoot, Louis Blériot, slaagde hetzelfde jaar er wel in om zonder natte voeten de overkant te halen. Het monument dat Frankrijk voor hem oprichtte staat echter in zijn geboortestad Cambrais. Mooi detail: dezelfde Blériot zou tussen 1919 en 1923 ook de gelijknamige motorfietsen en zijspancombinaties maken.
Vanaf Cap Blanc-Nez hadden we over het zeldzaam blauwgroen gekleurde water van het kanaal al een glimp van de Engelse kust weten op te vangen, maar de blauwe zweem die boven het water hing had de reflectie van het zonlicht op de krijtwitte rotsen van Dover en omgeving een beetje gedempt. Onze gids had ons bezworen dat die kust een eindje verder als het ware voor onze voeten zou liggen. Dus hadden we hem in zuidwestelijke richting gevolgd over de D940. Via de pittoreske kustbaan waren we in de richting van Wissant gereden. De blauwe lucht, het groene golvende landschap en de meeuwen hadden ons tijdens het rijden gezelschap gehouden en af en toe werden we geconfronteerd met fraaie vergezichten. In het ongeveer 1000 inwoners tellende Wissant zagen we overwegend gesloten blinden en rolgordijnen. Blijkbaar is ook dit stadje aan de Opaalkust door het toerisme veroverd en is het aantal huizen dat het tot vakantiewoning geschopt heeft aanzienlijk.
En wat men zegt van zeelucht was waar gebleken. Toen we in de buurt van Cap Griz-Nez kwamen was het tijd geweest om de innerlijke mens te sterken. Ver hadden we daarvoor niet moeten rijden want net bij Cap Griz-Nez had onze gids ons het hotel-restaurant-café-tabac "La Cuisine de Monique" gewezen. We deden er ons tegoed aan een kasserol lekkere mossels met friet.
Ook het dessert dat volgde was om je vingers van af te likken. De "grand café" waarmee we de maaltijd afsloten daarentegen… was typisch Frans geweest en zou nog uren later op mijn maag liggen. De prijs van de maaltijd was beter te verteren. Nog geen twintig euro de man voor het ganse feest, dat moet je aan onze vaderlandse kust eens proberen?!
Kan je niet meer tot aan het uiterste punt van Cap Blanc-Nez rijden, bij Cap Griz-Nez aangekomen wacht je een waar parkingcomplex op enkele tientallen meters van de eigenlijke rand van het vasteland. Staande op een van de uitkijkplatforms hadden we over het surrealistisch zonnig Kanaal uitgekeken, hadden dat kleine witte vissersbootje gevolgd in zijn strijd tegen de stroming en met ontzag gekeken naar de enorme containerschepen die zich door de nauwe doorgang tussen Engeland en het vasteland wurmden.
In de verte hadden we moeiteloos de Britse kust ontwaard, de rode daken van de huizen aan de overkant waren zelfs duidelijk te zien geweest. Rechts van ons was Cap Blanc-Nez opgedoken, en had als een schildwacht over het Kanaal uit gekeken.
Aan de voet van de klip hadden we een aantal vogelspotters opgemerkt die gewapend met enorme kijkers en camera's met indrukwekkende telelenzen de gevleugelde bewoners van de Cap in de gaten hielden. Hadden we niet beter geweten we hadden geloofd dat we ergens aan de Middellandse Zee stonden.
Even verrassend was dat men eens men de D191 oprijdt al snel kilometers ver over het binnenland uit kan kijken. Vaalgroene velden hadden sterk gecontrasteerd met de met kalksteen verzadigde lichtgekleurde, vers omgeploegde grond. Bosjes en struikgewas hadden voor de aflijning gezorgd en de lucht was ijl blauw geweest, bevlekt met sneeuwwitte wolken. Of hoe september echt nog wel schatten kan bevatten…
Via Bazinghen dan maar terug nog eens in de richting van de kust om net voor Wimereux naar het oosten af te draaien. Smalle, maar goed onderhouden asfaltwegen zouden ons door een golvend en uitgesproken agrarisch gebied naar pittoreske dorpjes en stadjes brengen. Mooie oude huisjes, statige en doorleefde boerderijen en hier en daar sporen van vergane glorie van kloosters en kastelen hadden voor een passend decor gezorgd.
Niet zelden met daarin ook de sporen van de oorlogen die hier in de loop van de geschiedenis ongeïnviteerd zijn gepasseerd. Iedere gemeenschap heeft hier wel zijn standbeeld voor de gevallen helden. Van een eervolle vermelding voor diegenen die bij gebrek aan hun man of vader thuis de eindjes aan mekaar dienden te knopen ook hier geen spoor. Helden, ze worden niet allemaal volgens de mate van hun verdiensten bezongen…
Als onhandig verstopt in de plooien van het landschap hadden de gehuchten één voor één voor onze ogen opgedoken. Soms leverde dat kleine, naïeve tafereeltjes op die als onderwerp voor een schilderijtje niet zouden misstaan. Landschapfotografen halen hier met zekerheid hun hart op…
Verrassend heuvelachtig was het landschap bovendien gebleken. Hellingen tot negen procent en prachtige vergezichten hadden zich aangediend. Aan de bomen langs de weg hadden plukrijp fruit gehangen en de bessen aan de struiken kleurden vurig rood om de aandacht van de straks hongerige vogels te trekken.
In Tournehem-sur-la-Hem, amper 1300 zielen groot, hadden we zittend op het terras van Café de la Mairie onze dorst gelest en onze verbazing uitgesproken over de schoonheid van dit deel van La Douce France. Ook hadden we de rustige banen geprezen en hun motorvriendelijk wegdek. De oude huizen op het dorpsplein, daterend uit de jaren 1800, waren daarvan getuige geweest, samen met de cafébazin die op haar terras haar krant zat te lezen.
"Estaminet Randonnee" had er op het verschoten bord gestaan dat boven onze hoofden hing en duidde dat hier reizigers allerhande een rusplaats vonden. Een eenvoudig geschilderd bord had tussen de met bloembakken versierde ramen gestaan en aangegeven dat men hier het brood nog bakte in een houtoven… Nostalgie? Zeker weten!
Daarna weer de motoren op. De Kawasaki Z750, de Yamaha FZ8 Fazer en XJ6 Diversion hadden nog maar eens hun welwillende medewerking verleend en hun beste beentje voor gezet. Als vlotte toermotoren hadden de drie zich verrassend waargemaakt, zowel op de grote banen als de smalle wegen die we tijdens onze rit hadden aangedaan.
Via plaatsjes met namen als Eperlecques, Watten, Bollenzele en Wylder waren we terug West Vlaanderen binnen gereden. En Vlaanderen had ons met open armen ontvangen en op een prachtige zonneharp getrakteerd.
De tocht had in totaal dik 400 kilometers op de tellers van de motoren gezet en was echt wel de moeite waard geweest. Niet alleen hadden we de drie motoren ten voeten uit kunnen testen, we hadden ook geleerd dat mooie streken niet per definitie ver van huis hoeven te liggen. Een oude schoolreisbestemming, wat gelukkige toevallen, een goede motor en last but not least goed gezelschap… meer is er niet nodig om een onvergetelijke trip te maken!
Wil ook jij deze rit rijden? Als je de onderstaande kaart aanklikt krijg je een groter exemplaar waarop de route klaar en duidelijk is aangegeven. Veel plezier ermee en doe ze van ons de groeten daar in dat mooie, en o zo nabije noorden van Frankrijk!
Met dank aan MTC Vrijbos voor hun mooie route. Je kan ze downloaden op de website van de club www.mtcvrijbos.be