Zuid Noorwegen (deel 7)

Share

Laat nooit een dag geheel en al onbenut, want al denk je er nog zoveel te goed te hebben, ze zijn allemaal stuk voor stuk geteld. Onder dat motto was ik vertrokken voor mijn laatste rit door Noorwegen vooraleer ik terug naar huis moest. Je moet naar het noorden, had Kris me geschreven, je moet die fantastische Sognjefjord gezien hebben vooraleer je naar huis komt. Stel dat je er later nooit meer de kans toe krijgt! En gelijk had hij wel waarschijnlijk, er zijn nu eenmaal altijd plannen die anders uitpakken dan een mens zich heeft voorgesteld.

Ik had nog maar eens de weg naar Gol genomen. Goed dat ik die toen zoal wat kende, want madam Garmin had weer rare kuren gehad. 'k Verdacht haar ervan stiekem ongesteld te zijn of in het keren van haar jaren, maar de kans daarop was bij nader inzien al even groot als dat ze de motorolie van die satellieten aan het vervangen waren en ik daardoor met hen geen contact kon maken. Maar wat kon het me toen ook schelen, ik maakte er mij niet druk om en later zou blijken dat het enkel een slecht contact was geweest tussen de antenne en de body. Bovendien, de Kawasaki reed ook die dag weer als vanouds gezwind en als puur en alleen op lucht. Zijn verbruik bleef in Noorwegen trouwens constant onder de vijf liter; een meevallertje want met de euro die toen laag in waarde stond, was de benzine in Noorwegen zelfs nog iets duurder dan bij ons geweest.
Maar laat mij u niet met de futiliteiten van mijn kleine financiële perikelen vervelen; in Gol aangekomen moest ik volgens mijn oude getrouwe papieren kaart de weg die nummer 52 droeg opdraaien om zo naar Hemsedal te rijden. De rest zou zichzelf uitwijzen, onderweg waren geen noemenswaardige splitsingen in de baan en aan het eind lag alvast één arm van de Sognefjord op mij te wachten. Mis rijden was zo goed als onmogelijk geweest en daarom kon ik mijn aandacht verdelen over de staat van de weg en het uitzicht op de wereld dat me onderweg geboden werd. 't Pakte in eerste instantie echter heel anders uit. De tank van de ER-6f vullend had ik ze in Gol in processie aan mij voorbij zien rijden, die lange sliert van dikke, blinkende Goldwings die uitgerekend toen in de buurt van Gol een meeting hadden. Op de pakweg vijftig combinaties die me gepasseerd waren, hadden er me amper vier gegroet terwijl de rest gebaarde enkel oog voor de weg te hebben. Kan je nagaan wat voor navelstaarders dezer dagen ook al op een motorfiets te vinden zijn.
Maar dat terzijde, bij het oprijden van baan 52 bleek gans die optocht voor me uit te rijden en als het ware een gigantische, rijdende chicane te vormen. Kan je nagaan, de ganse parade veroorzaakte zowat een file in het anders zo vlot lopende Noorse verkeer. Ik had er mij niet druk in gemaakt en zoals altijd de twee oplossingen erop overwogen. Of ik stoof er zo snel mogelijk voorbij of ik stapte af en liet ze ongemoeid zoveel voorsprong op me nemen dat ik ze nooit of te nimmer nog terugzag. Ik koos op dat moment voor dat laatste, maar eerst later zou blijken dat het met dat terugzien anders zou uitpakken. Enkele kilometers verder zou ik ze terugzien op een kampeerplaats die ze duidelijk geheel en al en samen met nog veel andere van hun spitsbroeders hadden ingepalmd. Stoppen en enkele beelden schieten, de sfeer van de prachtige, zoet ruikende dalen van Noorwegen nog eens opsnuiven. Ik had er geen betere plaats voor kunnen uitkiezen, want aan mijn linkerkant had de fris klaterend Hemsil gestroomd. Ondiep, op sommige plaatsen dartel over de rotsen in zijn bedding glippend, dwars en vrank door de rest van 't mooie lijf van moeder natuur. Ik had er wel uren kunnen naar kijken, maar nam voldoening met enkele beelden ervan te schieten. Op de achtergrond zette ik enkele steile, hier en daar nog met sneeuw bedekte berghellingen, als wilde ik voor mezelf duiden dat daar al dat fris klaterend water vandaan kwam. In totaal had het allemaal zo'n dikke tien minuten in beslag genomen, 't geen me meer dan voldoende leek om definitief van die troep Goldwings vanaf te zijn.
Dan terug de baan op, onder een zomerse hemel en in temperaturen die de goede kant van de twintig graden uitgingen. Nooit gedacht dat het begin juni in Noorwegen zo warm en droog kon zijn, maar de boeren verwachtten er toen blijkbaar nog steeds geen regen van betekenis. Hier en daar hadden ze flinke sproei-installaties neergezet en met het water van de rivier werd het gras in de weiden van het nodige drinken voorzien. Noorwegen kent een relatief kort groeiseizoen, vandaar dat men er dan ook geen mogelijkheid voorbij laat gaan om de natuur een handje te helpen, al was het maar met wat water. Op de kaart was er naast de 52 een groene lijn te zien geweest. De aldus voorspelde bezienswaardige route deed zichzelf alle eer aan. Kilometer na kilometer heb ik die dag door één van de meest liefelijke dalen die ik ooit gezien heb gereden. Schapen en koeien in het kniehoge gras, hier en daar wat prachtige paarden in duidelijk goede doen, de boerenjasmijn overal in volle bloei, de paardenbloemen in enorme aantallen zowel in de berm als in de vette weiden. En daartussen piepkleine dorpjes, boerenhofsteden in volle bedrijvigheid, kleine vakantiehuisjes solitair tegen de berghellingen plakkend of half verscholen in het groen. 't Leek wel of dat gehele dal daar een openluchtmuseum was dat gratis en voor niets door iedereen bezocht mocht worden.
Veel van die gebouwen waren namelijk in traditionele stijl opgebouwd. Terwijl de ene eigenaar gekozen had voor sober roodbruine en notendonkere tinten hadden weer anderen hun woonsten in de meest uiteenlopende kleuren in de verf gezet. Zich soms zelfs gewaagd aan niet meteen voor de hand liggende combinaties. Dieprood met grasgroen bijvoorbeeld, of een oranje pasteltint in combinatie met een al even verschoten zacht groen of blauw. De gemene deler bij dat alles was echter de dakbedekking. Bijna allemaal hadden ze gras op het dak groeien. En dat vroeg blijkbaar net als een gewoon gazon ook soms wat onderhoud. In gedachten zie ik nog altijd die vrouw staan op haar dak, bezig haar gazon te rijven terwijl haar man vanop de grond de andere kant van het dak water gaf. 't Was voor mij als Vlaming om een schilderijtje van te maken, maar het koppel had me in de gaten gehad en iets had me gezegd dat ik er maar beter geen foto kon van maken. Die man keek te jaloers naar mij en die vrouw boog te ongedwongen met haar diepe decolleté naar mij gericht voorover. Als compensatie daarvoor had ik dan maar een eindje verder dat beeld geschoten van dat oude vervallen huis waar op het dak zowaar een paar dennenbomen groeiden. Als je moeder natuur laat doen dan neemt ze veeleer vroeg dan laat wat haar ooit toebehoorde terug.
Het landschap was naarmate ik verder in noordelijke richting vorderde ruiger geworden. Het liefelijke was ervan af gegaan, de weiden hadden plaats gemaakt voor dorre heidegrond doorspekt met grote, grijs en groen gekleurde stenen. Hier en daar was nog een spoor van wat vroeger een sneeuwveld was geweest, maar het grootste deel ervan was nu niets anders dan een grote, donkere vlek in het roestbruine heidelandschap dat hier en daar blonk als de zon er onder de juiste hoek op scheen. De baan kronkelde ook minder en minder, 't Leek wel of het tarmac zich strekte en rekte om zo snel en gemakkelijk mogelijk bij de fjord te komen. Soms had ik kilometers ver in het dal kunnen uitkijken zonder dat de baan ook maar één bochtje nam. 't Zou echter niet blijven duren. Net voor dat ik de fjorden had bereikt, ik zat dan al op de E16, toonden de Noorse wegenbouwers nog eventjes dat het venijn meestal in de staart zit om daarna de weg te laten eindigen in Laerdal, wat bij nader inzien een kleine gemeenschap bleek te zijn met hoop en al een handvol zielen.
Ik had Laerdal langzaam rijdend vanaf de motor bekeken en was daarbij zonder er erg in te hebben bij de Laerdalfjord aangekomen. 't Eerste wat me daarop wees, was een kleine kade waarop de uurregeling van de ferry was genoteerd, als was het een bus of een tram die om de zoveel tijd Laerdal aandeed. De boot was er niet geweest, en ik had hem ook niet nodig gehad, dus was ik langzaam langs de boorden van de Laerdalfjord verder gereden. Even buiten de bebouwing gekomen was ik er gestopt en had de fjord in mij opgenomen. De waardige, zelfzekere rust van het water was me ook deze keer opgevallen evenals het feit dat het water her en der van kleur verschilde. Op sommige plaatsen had het de groene en grijze kleur van de flanken van de fjord weerkaatst, terwijl in de verte het water een diepblauwe kleur had gekregen, bezaaid met miljoenen lichtjes als de zon niet toevallig door een wolkje in haar werk werd gestoord. In de stilte van de fjord hoorde ik toen boven de lichte bries maar één geluid; 't monotoon roffelen van de motor van die kleine houten vissersboot die in de richting van de zee voer.
Links van mij had ik een kleine weg moeten vinden, de 243, die me via een "scenic route" zoals men dat zo mooi aangeeft in toeristische brochures over Aurlandsvangen naar Aurland moest brengen. 't Alternatief daarvoor was de langste tunnel ter wereld nemen, die tussen Laerdal en Aurland, maar daar had ik niet voor gekozen. Ik had geoordeeld dat ik nog tijd genoeg had om bij de mollen te gaan wonen en voorlopig mijn tijd liever boven de grond doorbracht dan eronder. Dan maar de boorden van de fjord verder gevolgd en ja, even later had ik de bewuste kruising voor me gekregen. Met mijn knie had ik de ER-6f zachtjes in de juiste richting gedreven, er opende zich meteen een smalle kloof voor mij en gretig had ik de Kawasaki naar boven gejaagd. Enkele honderden meters verder had 't landschap me echter tot de orde terug geroepen. Een pracht van een waterval versperde me bijna de weg. Ik had niets anders gekund dan er enkele beelden van maken. Nietszeggende beelden bleek achteraf, de aanblik weergeven van zoveel moois is aan een gewone sterveling niet gegeven. Via de smalle brug was ik vervolgens voorlangs naar de andere kant van de rivier geraakt. Een kleine weg, net breed genoeg om een motor en een auto door te laten had er mij opgewacht en uitgenodigd om hem naar boven te vergezellen.
De weg was als een vrouw geweest, zowel heel schoon als verraderlijk om volgen. Korte, opeenvolgende bochtjes, nu eens op en dan weer naar beneden gaand, met aan de linkerkant soms scherpe, diepe afgronden. De Noren hadden zich daar tot nog toe maar weinig van aangetrokken, want de vangrails waren er schaars geweest en als ze er al waren niet van dat soort en kaliber dat een mens meteen geruststelt. Een betonnen band van amper een dertigtal centimeter hoog, als er een kind met zijn driewielerke had tegen gereden dan was het met zekerheid meteen in de afgrond gestort. Aan de ene kant het hospitaal als je tegen de rotswand reed, aan de andere kant de eeuwigheid als je aan die zijde van de weg afging. Wie had daar gezegd dat motorrijden niet meer avontuurlijk kon zijn?!
Gestaag had de baan een tijdje bergop gelopen en toen waren de laatste bomen aan mij gepasseerd. Nog steeds had het asfalt onder de wielen doorgeschoven, maar de eerst zo weelderige begroeiing had naast de weg plaats gemaakt voor steeds meer stenen in combinatie met steeds maar meer plassen dooiwater gemengd met oude sneeuw. De temperatuur was zienderogen ook gedaald, 't was amper 18 graden geweest toen ik dacht het hoogste punt van de weg bereikt te hebben. Wist ik veel wat er me nog te wachten stond die dag.
Achteraf gezien was het toch wel een straffe toer geweest van de Noorse dienst van Tourisme. Me in één dag een sprookjesachtige vallei voorschotelen, daarna een gloeiend hete fjord onder een verzengende zomerzon om me vervolgens in een massa sneeuw onder te dompelen, 't moet hen tijd en moeite gekost hebben, zoveel is zeker. Heel wat moeite zelfs, want als ik aan het fantastische sneeuwlandschap terugdenk dat ik rijdend op weg 243 heb mogen ervaren, dan lijkt het me nog altijd als onwerkelijk toe.
Een kurkdroge asfaltweg van uitstekende kwaliteit die zich door een soort besneeuwd maanlandschap slingert, een landschap dat nauwelijks van deze wereld is met daarboven een alles verzengende zon die 't ijs en de sneeuw bij wijlen had omgevormd in plassen water van het mooiste blauw dat de wereld ooit heeft gezien. 'k had gezweet als een rund op de motor, van angst was het zeker niet, veeleer van pure opwinding en verbazing omdat me zoveel schoons op een dienblad van zo onwerkelijke afmetingen was voorgeschoteld.
En dan, na wie weet hoeveel tijd en beelden schieten, was er het langzame afdalen geweest naar wat me toen leek de bewoonde wereld. In plaats daarvan waren het diepe, met bomen begroeide kloven geweest waardoor ik uiteindelijk naar het niveau van de zeespiegel zou afzakken. Vooraleer het zover was, was ik echter voor de zoveelste verrassing komen te staan. Bij een kleine parkeerplaats langs de weg stond aangegeven dat zich daar een mooi uitkijkpunt bevond en dat had ik uit hoofde van mijn reportage natuurlijk voor geen geld ter wereld willen missen. De motor voor de zoveelste keer aan de kant gezet, het fotomateriaal bovengehaald en de constructie opgelopen die… naar de hemel leidde???
Tenminste, zo had het geleken. De grote, stevige loopplank was aan beide zijden voorzien geweest van hoge flanken en aan het uiteinde van een stevige glazen wand. Niet voor niets was gebleken toen ik aan het einde van de constructie stond en aan mijn voeten, maar dan wel enkele honderden meters lager, een dorpje zag liggen dat waarschijnlijk Aurland had moeten zijn.
Ik had opgekeken van dit hallucinante beeld en had recht in het gezicht van de majestueuze Aurlandsfjord gekeken. 't Werd een confrontatie om nooit meer te vergeten. Geen wonder dat deze in de lijst van het Unesco werelderfgoed is opgenomen. De door het zonlicht verzadigde lucht had de gigantische wanden van de fjord in een zachte waas van transparant blauw gehuld en de enorme watermassa eronder, waarvan de diepte zelfs niet te schatten viel, was zuiver jadegroen van kleur geweest. Boven dat alles een azuurblauw uitspansel met hier en daar een verdwaald wolkje erin; was dit wel Noorwegen of was ik ergens in een mysterieus land bevolkt met goden en reuzen aanbeland?
De klok had me tot bezinning gebracht, samen met het knorren van mijn maag. Die dag had ik naast mijn ontbijt nog niets gegeten en mijn inwendige had het blijkbaar opportuun gevonden om me daarop te attenderen. Ik gaf toe aan de aanwijzingen van hogerhand en liep naar de motor, waar ik toevallig een Nederlandse fotograaf ontmoette. Art van Riet woonde al jaren in Noorwegen samen met een plaatselijke schone en geeft onder andere cursussen fotografie om aan de kost te komen. Zijn inspiratiebronnen zijn de prachtige troeven van het onwaarschijnlijk mooie Noorse landschap, de natuur, de details van het leven waar de moderne mens als blind aan voorbijgaat. Op zijn website lees je er alles van, onderaan bij de nuttige adressen kom je zijn site tegen.
Ik had de man nog veel succes gewenst in zijn leven en vervolgens de Kawasaki de steile, smalle weg naar beneden gereden. Als een ezelspaadje had de weg zich aan de steile flanken van de fjord vastgeklampt en behoedzaam had ik me erlangs naar beneden laten zakken. Korte haarspeldbochtjes, stukken gravel waar de baan binnenkort breder zou zijn gemaakt. 't Hoorde er allemaal bij die dag om deze prachtige tocht vol te maken. Uiteindelijk had de onvolprezen ER-6f weer vlakke weg onder de wielen gekregen, wat betekende dat ik in Aurland was aanbeland. Een slaperig klein dorpje op het einde van één van de armen van de machtige Sognjefjord, ik was op het psychologische eindpunt van mijn reis door Noorwegen aangekomen.
'k Had er een brood met wat bij gekocht om die avond mijn honger te kunnen stillen en schoot er daarna enkele beelden vanop het smalle strand. Op het zware, groene water van de fjord had een klein houten bootje gelegen, gemaakt naar aloude traditie en fier rechtop op de kleine golfjes rijdend die op het keienstrand onder mijn voeten hun einde vonden. Noorwegen, 't land van Trygve Gulbranssen, zo pakkend door hem beschreven in zijn Bjorndal-trilogie, 't was fantastisch mooi geweest, maar 't smaakte naar nog, naar meer, naar veel meer zelfs… The end...
Met dank voor de samenwerking bij het verwezenlijken van dit project: Visit Norway
Kawasaki Benelux
Hogevarde
Nuttige links: DFDS Tor Line: http://www.dfdstorline.com Vassfaret-bjornepark: http://vassfaret-bjornepark.no/ Oslo: http://www.visitoslo.com/en/?x=1 Vikingskipshuset: http://www.khm.uio.no/museumsbutikk/engelsk/vikingskipshuset.html Kon-Tiki museum: http://www.kon-tiki.no/e_aapning.php Fram museum: http://www.fram.museum.no/en/ Brusletto: http://www.brusletto.no/index.php?sprakID=eng& Maihaugen museum: http://www.maihaugen.no/en/ Art van Riet: www.noemedbilder.com