Zuid Noorwegen (deel 5)

Share

Gulbranssens trilogie "Het geslacht Bjorndal", waarvan miljoenen exemplaren over de toonbank zijn gegaan, had zich hier wel kunnen afspelen, dacht ik terwijl ik over het nu onder mij liggende Hogevarde uitkeek. De woeste hoogten, de dikke, nu eens zwijgzame dan weer luidruchtige bossen eronder, de huizen op de flanken, het nu zo goed als ontvroren meer in de verte; Trygve had geweten waarover hij het had in zijn boeken. Zo'n beschrijvingen maak je niet aan de hand van wat foto's, dat is zeker.

'k Had me niet kunnen bedwingen en was zo hoog mogelijk geklommen. De hoogste piek had ik dan wel niet bereikt - te gevaarlijk alleen en zonder speciale uitrusting - maar toch was ik niet ontevreden over mijn prestatie. Alleen gewapend met mijn wandelstok, goede schoenen en mijn jachtmes had ik het toch maar gehaald tot deze top. Voorzichtig manoeuvrerend met mijn nog van een spierscheuring herstellende kuit was ik dwars over de door smeltwater zompig geworden heide gelopen, had ik door kniehoge sneeuw gebaggerd en gebruik gemaakt van uitstekende rotspartijen om mijn doel te halen. En daar zat ik dan, in een verblindend zonlicht naar de wereld om mij heen te staren, met mijn kop in de wind het resumé te maken van wat ik al had gezien van de wereld welke door Trygve zo pakkend was beschreven.
Op de keper beschouwd was dan niet echt veel, hoewel, de valleien, de rivieren en de meren had ik al gezien en ook de zingende bossen had ik nu in volle glorie mogen aanschouwen, zowel in een kleed van sneeuw als in die van zomerse zonneschijn. De beren had ik ook gezien en ook had ik al een ontmoeting met een eland achter de rug. Zomaar langs de baan staand had de grote, donkergrijze gestalte me verrast. 'k Had eerst gedacht dat het een grazend paard was dat was ontsnapt, daarna had ik gemeend dat het een ezel was aan het postuur te zien, om tenslotte tot de conclusie te komen dat geen enkele ezel zo lelijk kon zijn. Een eland zonder gewei, je kunt je niet voorstellen hoe lelijk dat dier is van dichtbij.
Zittend op de door de zon opgewarmde stenen zetel moest ik aan mezelf toegeven dat deze locatie ook niet voldeed om mij een beeld te vormen van wat Gulbranssen bedoelde met de tweede titel van zijn meesterwerk, " Winden waaien om de rotsen". Deze plaats was veel te toegankelijk, veel te vriendelijk vergeleken met wat Trygve had beschreven. Ik moest iets anders vinden, iets veel grootser, een landschap waarvan zowel veel kracht als dreiging uitging. En dan wist ik het: de Hardangervidda, het hoog gelegen, grootste natuurpark van Noorwegen kon wellicht voor deze locatie model staan. Als ik het slim aanpakte kon ik, terwijl ik daar toch in de buurt was, ook de hoogste waterval van Noorwegen bezoeken en ook nog een fjord meepikken. 't Zou wel een flinke dagtocht worden, maar dat had ik ervoor over. Maar eerst moest ik natuurlijk van deze top zien af te komen, en dan nog liefst zonder kleerscheuren. Genoeg drinken is ook in de bergen erg belangrijk. Om mijn dorst te lessen had ik niets meegebracht, want ik had erop gerekend dat hierboven smeltwater genoeg voorhanden zou zijn om de dorst van een heel leger te kunnen ledigen. En dat was ook zo, op mijn buik liggend dronk ik van een van de vele stilstaande plassen water. 't Was lekker fris van temperatuur dat water, maar 't smaakte zwaar naar turf; 't leek wel of ik een tuincentrum een tongzoen had gegeven. Kan beter, dacht ik bij mezelf, scharrelde terug recht en haalde enkele keren diep adem in de ijdele hoop die weeë smaak zo uit mijn mond te krijgen.
Terug dezelfde weg naar beneden nemen; als 't even anders kon, was ik daarvoor wel te vinden, in 't leven moet je andere wegen durven inslaan. Dus maar een andere route gezocht om af te dalen. Onder het motto dat alle wegen naar Rome leiden, begon ik aan de afdaling, voorzichtig uiteraard want als het hier misging, zou het wellicht wel een hele tijd duren voor iemand me hier kwam zoeken, laat staan mij hier te kunnen vinden. Toch was ik hier niet helemaal alleen, zo bleek al snel. In de sneeuw zag ik sporen van een lynx en aan de maat van de afdrukken te zien, was het nog geen kleintje geweest ook. Prooi voor dit krachtige, snelle roofdier was er hier volop te vinden. Vogels en konijnen, ze hadden hier allemaal hun sporen nagelaten, zowel met afdrukken in de sneeuw als met keuteltjes op de grond. Geen wonder dat hier zoveel planten weelderig groeiden…
Begin juni duurt het licht hier lang - 't wordt hier dan zelfs nooit geheel en al donker - dus maakte ik nog een ommetoertje van een uurtje of drie langs het meer. De wind dreef er de laatste ijsschotsjes in mijn richting, ik kon ze bijna zo zien afsmelten in het nu echt wel warmtegevende zonlicht. 't Leverde me enkele prachtige plaatjes op en ook de gedachte dat niets voor eeuwig is, dat alles een oorzaak heeft en een gevolg, dat elke daad van een mens consequenties heeft voor zowel zijn eigen leven als voor dat van anderen. Kruispunten en keuzes maken, 't leven is er vol van, ook al herkennen we ze vaak niet meteen als zo. Eén kus geven of het niet wagen, 't kon 't verschil maken tussen gelukkig zijn of voor altijd je afvragen hoe het kon geweest zijn als je… Nee, een mens kan maar beter niet over zo'n dingen gaan denken! De volgende dag bleek de zon boven Noorwegen te zijn losgebroken. In het dal noteerde de thermometer van de Scottoiler-installatie zo maar eventjes 26 graden, maar dat het lente was, dat had ik iedereen ook zo los uit de pols kunnen vertellen, daarvoor had ik geen apparatuur van doen. In de vette, diepgroene weiden zwom een zee van paardenbloemen, waarin geen enkele aanstalten leek te gaan maken om in zaad te komen, heel wat botten stonden op ontploffen en mijn neus vertelde mij dat de boeren ook hier compleet natuurlijke gier gebruikten om hun velden en akkers te bemesten. De blinkende ploegscharen beten hier en daar diep in de roestbruine grond, de eeuwig durende cyclus kon weer van vooraf aan beginnen.
De route die ik had uitgestippeld, was gemakkelijk te volgen. Vanaf Fla in noordelijke richting naar Nesbyen en vervolgens naar Gol rijden, je moest geen spoorzoeker zijn om de juiste baan te vinden. Temeer omdat de weg de loop van de Hallingdalselva volgde, 't water in de gaten houden, meer moest ik niet doen. Gol (als "Geul" uitgesproken in het Noors) liet ik wijselijk links liggen, want een bezoek aan dit stadje zou met zekerheid mijn dagplanning niet ten goede komen. De weg die ik nog af te leggen had, was lang en wie weet welke moeilijkheden zich onderweg nog konden voordoen. De eerste iets of wat vertragende factor diende zich trouwens meteen na Gol aan: de weg begon spoorvorming te vertonen en hier en daar waren zowaar barsten in het asfalt te bespeuren. Het perfecte imago van de Noorse wegen kreeg er meteen een deuk door, maar dat was ook alles; de ER-6f trok er zich weinig of niets van aan en liep zowel als een zonnetje als op rails. Met een iets verhoogde aandacht op de weg schoot ik nog altijd heel vlot op. Geilo, mijn eerste stopplaats tijdens deze rit, bereikte ik dan ook voor ik er erg in had, zo had ik me vergaapt op het landschap dat ik doorkruiste. Geilo is een kleine stad die zich de laatste jaren ontpopt heeft als een aantrekkelijke vakantielocatie. En dat zowat het jaar rond, want er is zowel voor zomer- als wintertoerisme heel wat te doen. Van een overdaad aan vakantiegangers kon ik echter geen getuige zijn, hier en daar was wel een beetje verhoogde activiteit waar te nemen, maar verder niets om me druk over te maken. Bovendien was ik niet van plan in Geilo te stoppen om er de toeristen te observeren, maar wel om er een bekende onderneming te bezoeken; de kwaliteit van de Brusletto-messen is wereldbekend.
Ronald Brusletto startte in 1896 al met het maken van messen in Geilo. Hij zette daarmee een oude traditie verder, want sinds mensenheugenis is metaalbewerking in de streek van Geilo een druk beoefende handelsbezigheid. De mijnen in de Hardangervidda leverden het benodigde erts en het vakmanschap werd van generatie op generatie doorgegeven. Brandstof was er ook al genoeg; veel smeden zweren nu nog altijd bij houtskool in hun smidsevuur in plaats van kolen. Brusletto was echter niet alleen een man met oog voor tradities, hij ging ook aan de moderne productietechnieken niet voorbij. Hij wist de hand te leggen op een mechanische smidshamer, waarmee het werk lichter werd en sneller kon uitgevoerd worden. Tot op de dag van vandaag is de combinatie van vakmanschap, handwerk en nieuwe technieken bewaard gebleven bij Brusletto. In het atelier vermengt men Zweeds staal uit Sandvik, eersteklas hout afkomstig uit hoofdzakelijk Rusland en leder met veel vakmanschap tot prachtige, gebruiksklare messen. Die zijn stuk voor stuk ontworpen voor specifieke doeleinden. De visser, de jager, de wandelaar en de mens die niet zonder mes de deur uit gaat, komen hier aan hun trekken. Een bekend Noors spreekwoord zegt dat een man zonder mes niet leeft, 't ja, daar valt wel wat voor te zeggen als je de prachtig afgewerkte producten van Brusletto ziet. Iedereen verdient iets heel moois dicht bij hem te hebben in dit leven…
Svein Andersen die ik bij Brusletto achter de toonbank aantrof, gaf me met plezier tekst en uitleg over hoe alles tot stand komt. 99% van de benodigde onderdelen wordt binnen het bedrijf zelf gemaakt, uitgaande van het ruwe materiaal. Een goed gemonteerde bedrijfsfilm laat niets van de productie aan de verbeelding over. Daarbij komt dat Svein als het ware een wandelend toerismebureau is; wil je iets weten over Geilo en omgeving loop dan gerust bij hem langs met onze groeten. Terug de motor op en verder westwaarts, in de richting waarvan ik vermoedde de woeste hoogvlakten van Noorwegen aan te treffen. De weg steeg eenmaal buiten Geilo niet alleen snel en aanhoudend, maar het wegdek werd gaandeweg ook minder goed. Mijn ervaring op Belgische wegen kwam me nu echt wel van pas en ook de werkelijk enorme hanteerbaarheid van de ER-6f wierp zijn vruchten af. Het wegdek leek hier en daar wel op het gezicht van een oude man, door de elementen van zowel het weer als het leven getekend met barsten, met onevenheden zowel wat betreft vorm als kleur. Niet daardoor reed ik bijna heel de tijd met mijn mond open. 'k Had veel meer oog voor het landschap rondom mij dan voor de verhakkelde weg.
Klimmend reed ik door een landschap dat zo ruw was dat het daardoor mateloos aantrekkelijk werd. Roestbruine tinten tonend waar de sneeuw al gesmolten was, ijs en sneeuw in alle variaties van grijs en wit, terwijl de waterpartijen die vanonder het ijs piepten zowel het blauw van de hemel reflecteerden als - als het hen even zo uitkwam - de schittering van het zonlicht. Rijden, stoppen, foto's nemen; rijden, stoppen, foto's nemen; 't wisselde in een steeds maar terugkomend patroon elkaar af gedurende heel wat van de volgende kilometers. Daarbij speelde ik een hele tijd haasje over met een al even solitaire BMW F800ST-rijder die ook al om de haverklap stil stond om beelden te nemen. De temperatuur daalde zienderogen. Had ik Geilo verlaten in een zomers temperatuurtje van dik 20 graden, toen de boomgrens onder mij lag, schoot daarvan amper de helft over. Het uitzicht was er des te spectaculairder door. Metershoge stokken stonden aan beide zijden van de baan om in de winter aan te geven waar de baan zich bevond. 't Spel van de sneeuw en het ijs met de zon was volop aan gang en in één woord schitterend, oogverblindend. En dan dat steeds wisselende decor, soms kon ik kilometers ver kijken en op andere keren leek het wel alsof ik van de wereld af zou rijden en zo het luchtruim kon kiezen mocht ik dat willen. Zo surrealistisch diende het traject van de weg zich soms aan. Het wegdek was intussen veranderd van uitgesproken geaccidenteerd tot zo vlak als een biljart; men deed hier blijkbaar al het mogelijke om de passage zo veilig mogelijk te laten verlopen.
En dat is maar best zo, want de Hardangervidda is niet echt een vergevende streek om iets in tegen te komen. 't Gebied staat bekend als de grootste hoogvlakte van Europa en is zo uitgestrekt als West- en Oost-Vlaanderen samen met daar als toetje bovenop de oppervlakte die Vlaams-Brabant groot is. Er lopen geen verharde wegen door, men heeft de natuur sinds 1981 zowat zijn gang laten gaan. Het centrale gedeelte ligt op een hoogte tussen de 1200 en de 1400 meter en daardoor ligt er ook voor het grootste deel van het jaar sneeuw en ijs op die vlakten. Daaronder zitten naast rotsen en turfgrond ook rivieren en meren die bij warm weer tevoorschijn komen. Dat was ook nu zo; op sommige plaatsen was een blauwige zweem in de sneeuw te zien en op andere plaatsen was het water reeds geheel en al doorgebroken. 't Geheel leverde hallucinant mooie taferelen op, die ik met zekerheid nooit pakkend in beeld kon brengen. Toch schoot ik het ene beeld na het andere; hoop doet leven…
'k Reed nog maar eens de BMW F800ST voorbij toen ik na pakweg 45 kilometer aan de rand van de Hardangervidda gereden te hebben verder mijn weg zocht. De weg daalde nu snel en met de temperatuur gebeurde het tegenovergestelde. Op een gegeven moment, de sneeuw was toen bijna geheel uit beeld verdwenen, zag ik in de verte twee enorme breuken in een al even indrukwekkende bergwand die zo goed als loodrecht naar beneden leek te lopen. Zou zich daar de Voringfoss waterval bevinden, vroeg ik me af. Ik zou het rap genoeg te weten komen maar had nu meer mijn aandacht nodig voor de weg; als een blad dat van een boom valt gleed ik als op de wind in nu eens wijde keren en dan weer met korte draaien naar beneden. Gecontroleerd, met een gestage snelheid en genietend van het pure motorrijden. Neen, een mens heeft zeker geen dikke motor nodig om aangenaam en sportief te kunnen toeren; een middenklasser als de ER-6f is meer dan genoeg…
'k Was net te laat om de afslag naar de Voringfoss waterval te nemen, zo was ik met het rijden an sich begaan. Even later zat ik dan toch op het gewenste traject dat op korte afstand van de hoofdweg lag en me naar het onbekende voerde. En dan ging plots de aarde voor mij open. Ik reed recht op een gapende, enorme grote, onmetelijk diepe kloof af die een echt buitengewone indruk op mij maakte. Ik zag nauwelijks dat er nu rechts van mij een hotel stond en dat ik op een grote parkeerplaats was aangekomen. De breedte, de hoogte, de diepte van het spektakel voor mij nam mijn aandacht compleet in beslag terwijl ik stapvoets tot aan de rand van de terrasvormige parkeerplaats reed. Ademloos keek ik na afgestapt te zijn over de betonnen reling. 'k Was in het land van Lord of the Rings aanbeland, 'k was 't zeker. Hier had niet alleen Gulbranssen maar misschien ook wel Tolkien inspiratie opgedaan…
Gulbranssen beschrijft in zijn boeken de Jomfrudals Diepte, een mysterieuze afgrond die volgens de volksmond onmeetbaar diep is en waarin volgens het volksgeloof allerlei vreemde wezens wonen. Geen enkele van de durfals die waagden ze te onderzoeken, was er ooit uit teruggekomen; 't was wel alsof de Diepte de toegang naar de hel vormde. Aan die omschrijving moest ik denken toen ik de luttele tientallen meters liep die me scheidden van het punt van waaruit ik de kloof en zijn twee watervallen in al haar grootsheid kon bekennen. Toen ik daar eenmaal stond en over de rand keek, leek elk gevoel van ruimte, diepte en verte me terstond te verlaten. Even duizelde het me. Zo goed als loodrechte rotswanden, plusminus 160 meter diep, vormden aan die zijden het einde van deze enorme kloof en alsof dat nog niet genoeg was, stortte het water van twee watervallen zich met ware doodsverachting naar beneden. Opkijken van dit schouwspel bracht me al evenzeer in verrukking. De enorme afmetingen van de kloof, de dampen die uit de diepte opstegen en zich met het zonlicht leken te mengen, het ontelbaar aantal kleinere watervalletjes die zich in de verte eveneens moedig over de rotswand gooiden; wie hoogte- of pleinvrees heeft, blijft hier best weg; dit is wel de laatste plaats waar je door paniekgevoelens overmand wilt worden.
Ik probeerde op allerlei manieren deze magnifieke plaats op de foto te krijgen, maar het lukte me niet. Ik moest het stellen met beelden die slechts een schamele afspiegeling zijn van wat er werkelijk te zien is. Een beetje verveeld daardoor probeerde ik dan maar de scene in mijn geheugen te prenten. Ik keek naar het water dat zich naar beneden stortte. Eerst in een vloeiende beweging, dan opgaand in een wild kluwen van wit schuim, vervolgens uiteenvallend in ontelbare grote druppels die door de wind gescheiden werden tot waterdamp. Beneden, op de bodem van de kloof, kwam alles weer samen in een explosie van kracht, om vervolgens en masse in de richting van waar ik de zee vermoedde door de kloof te verdwijnen. Mocht ik de tijd hebben, dan had ik graag dit ravijn te voet verkend. De tijd ontbrak me echter, de schaduwen werden al wat langer en ik moest bij de Eidfjord zien te komen bij goed licht. In gedachten verzonken stond ik me klaar te maken om verder te rijden, toen plots een donderend geluid weerklonk dat snel nabij kwam en vlak bij mij uitstierf. 't Was de F800ST - compleet met open uitlaat - die naast de Kawasaki halt hield. Iets zei me in een flits dat het een vrouw was en ik kreeg gelijk. Twee tellen later keek ik in de grootste, diepste blauwe ogen die ik ooit gezien had; 'k was dus daarnet toch in de Voringfoss gevallen en Odin had deze Walkure met de taak belast om wat van mij overbleef naar het Walhalla te begeleiden. Had ik dan toch in de ogen van de goden verdienstelijk geleefd? Was 't dan allemaal toch niet voor niets geweest?
De Walkure sprak vlot Engels en bleek daarenboven nog sociaal vaardig ook. Voor ik het wist, was ik met haar in een gesprek verwikkeld en kwam zo onder andere te weten dat ze op twee jaar tijd meer dan 50.000 kilometers met de ST had gereden. Om onder het praten niet constant per ongeluk op mijn tong te bijten, moest ik vermijden in die grote, starende poppenogen te kijken en dat lukte mij nog ook. Toen ze me echter vroeg om van haar en haar motor een foto te maken met haar eigen toestel liep ik in de val; ze vree de les van haar peperdure Canon zo hard op dat ik onder het schieten van de beelden niet alleen een schietgebedje prevelde maar me ook voornam me zo snel mogelijk uit de voeten te maken. Romances in het buitenland, 'k weet er van mee te spreken en ben er als de dood voor geworden… Enkele tellen later had ik al mijn helm opgezet, wenste ik de Walkure een goede reis en reed ik met gezwinde draf de parkeerplaats af, de weg op die zich zonder aarzelen langs de wanden van de kloof naar beneden liet glijden. De geëxplodeerde waterdruppels van de watervallen zorgden er voor een scherpe temperatuurdaling. Of verbeeldde ik me dat maar en kwam nu de ontnuchtering van mijn ontmoeting? Feit is dat ik eventjes later door de ingewanden van de aarde werd opgeslokt. De ene na de andere tunnel moest ik door om beneden te komen en van sommigen was het traject zo vreemd aangelegd dat ik verwachtte regelrecht in Niflhel aan te komen, het Nevelrijk waar volgens de Noorse mythologie de doden terechtkomen. Mijn schuld, was ik dan maar met de Walkure naar het Walhalla meegegaan in plaats van zo snel en onbesuisd de benen te nemen.
De bergen waarin de tunnels liepen, spuwden me echter keer op keer weer uit en zo kwam het dat ik me na de laatste tunnel plots in een opmerkelijk nauwe ogende vallei bevond. De weg kronkelde onophoudelijk als probeerde hij te ontsnappen uit de stalen greep die de nauw bij mekaar staande, hoge rotswanden uitoefenden. 't Gedruis van water langs de weg reed heel de tijd met me mee naar beneden tot de rotswanden plots weken en een schitterend schouwspel zich voor mijn ogen ontvouwde. Ik was is Eid aanbeland, op het vlakke land met aan het einde daarvan de gelijknamige fjord.
Majestueus, bedacht en gemaakt door schier buitenaardse krachten, indrukwekkend en mysterieus als het leven zelf, groots in alle opzichten; dat waren de eerste woorden die me door de kop schoten als ik de fjord onder ogen kreeg. Dit is echt het land van reuzen en goden, hier voelt elke mens, zelfs al is zijn ego hemelshoog, zich waarschijnlijk eventjes weer een normale, nietige mens. 't Was in alle geval bij mij 't geval. Misschien een beetje naïef zwoer ik er dat als het leven 't belieft een reis zou maken langs de Noorse fjorden. Dit vroeg om meer, de aanblik van dit moois maakte een nieuwe honger, waarvan ik daarvoor het bestaan niet wist, in mij wakker.
Eid is maar een zakdoek groot en voor ik het besefte was ik erdoor gereden en volgde ik de loop van de fjord voor enkele kilometers. De betovering werd er echter niet minder om; wie ooit een fjord als deze in het echt heeft gezien, weet waarover ik het heb. Ik keerde de motor om en reed terug naar Eid, waar ik het grootste deel van mijn beelden maakte. 't Bergwater lag intussen vermengd met dat van de zee zwaar ademend, doodmoe en loodzwaar tussen de steile wanden van de fjord uit te rusten. Hoe zou je zelf zijn na net zo'n fantastisch avontuur beleefd te hebben?! En toen kwam de donder, zacht maar onafwendbaar dreigend en donkerbruin grollend, de fjord ingerold. De Walkure van daarnet kwam Eid binnengereden, fier in het zadel van haar Duitse ros. Ze zag me niet en reed langzaam langs de kade het gehucht weer uit, wellicht op zoek naar een andere krijger die binnenkort op het veld van eer zou komen te vallen…
Wordt vervolgd... Met dank voor de samenwerking bij het verwezenlijken van dit project: Visit Norway
Kawasaki Benelux
Hogevarde
Nuttige links: DFDS Tor Line: http://www.dfdstorline.com Vassfaret-bjornepark: http://vassfaret-bjornepark.no/ Oslo: http://www.visitoslo.com/en/?x=1 Vikingskipshuset: http://www.khm.uio.no/museumsbutikk/engelsk/vikingskipshuset.html Kon-Tiki museum: http://www.kon-tiki.no/e_aapning.php Fram museum: http://www.fram.museum.no/en/ Brusletto: http://www.brusletto.no/index.php?sprakID=eng& Maihaugen museum: http://www.maihaugen.no/en/ Art van Riet: www.noemedbilder.com