Zuid Noorwegen (deel 1)

Share

De avond valt over Høgevarde; de zon is zich daarnet gaan verstoppen achter de afgesleten, besneeuwde bergtoppen die recht voor mij naar de schier volledig open hemel reiken. Het enige wat nog van haar te zien is, zijn een aantal bloederige slippen van haar eens zo strakke kleed die vurig oplichten tegen een ijskoud blauwe hemel, als willen ze aantonen dat de zon zich in dit eeuwig durende gevecht, waarvan de afloop vast staat, niet zomaar zonder slag of stoot gewonnen geeft.
Ik neem de camera en loop naar buiten. Terwijl ik mijn beelden schiet, valt het me pas op met wat een kracht en gedonder de noordenwind nu over deze hoogvlakte raast. 't Lijkt wel alsof Thor met zijn door bokken getrokken strijdwagen door de naar turf ruikende berglucht klieft en onderwijl de wereld bedekt met de zachte deken van de avond. Ik ga naar binnen en sla het schouwspel vanachter het raam verder gade.
De wind huilt als bezeten in de open haard en vormt een schril contrast met het knusse interieur van het huis en het beeld van het ruwe, woeste landschap dat me door het vensterglas wordt aangereikt. 't Is toch vreemd hoe een mens zijn leven bestierd wordt door soms kleine gebeurtenissen, bedenk ik bij mezelf, terwijl mijn gedachten afdwalen naar wat aan de grondslag ligt van mijn tocht naar dit deel van Noorwegen. Zowat een half mensenleven geleden was ook ik een jong en onrustig manneke dat zowel in de vakantie als daarbuiten de kunst verstond om zijn moeder grijze haren te bezorgen. Terwijl zij de was, de plas en het gehele verdere huishouden deed voor haar kroostrijke gezin zeurde ondergetekende en de rest van haar snotapen haar de oren van het lijf. Er was er altijd wel één die geen zin had om met de rest te spelen en zich bij moeder ging beklagen dat hij zich verveelde. Gek eigenlijk, want we wisten allemaal wat daarop steevast haar antwoord was. "Pak dan een boek uit de kast, wie leest kan zich niet vervelen." En gelijk had ze. Boeken waren er in overvloed in huis. Hele kasten stonden barstensvol strakke lederen ruggen in alle geuren en kleuren en zelfs hier en daar voorzien van zwierige krullen en sierlijk geschreven letters in goudopdruk. Bij de grootouders inwonen die zowat tot de notabelen van de parochie behoorden; achteraf gezien had dat naast enkele niet onbelangrijke nadelen ook zo zijn nut gehad…
Zo kwam het dat ik nog voor ik van de lagere school afging onder andere de Griekse en Noorse mythologie al achter de kiezen had; dat ik het leven van Louis Armstrong van de eerste tot de laatste pagina tot mij had genomen, dat ik er kennis van had genomen dat de Spanjaarden de Inca's beduveld hadden en zich met de hulp van de kerk schaamteloos verrijkt hadden door die mensen hun gehele, unieke cultuur voor eens en altijd naar de knoppen te helpen. Geschiedkundig correcte verhalen en fictie van het zuiverste water, ik goot ze in een niet aflatende stroom van woorden, zinnen, hoofdstukken en complete boeken bij mij naar binnen. Ze lieten allemaal in meer of mindere mate hun sporen op mijn denken achter, maar één trilogie zou tot op heden als een rode draad door mijn gedachten blijven lopen. Het werk van de Noorse auteur Trygve Emanuel Gulbranssen, Het geslacht Bjørndal, geschreven in de oude spelling en verlucht met houtgravures van Anton Piek. Die had me uiteindelijk zelfs naar hier, het zuidoostelijk deel van Noorwegen gevoerd. En daar was ik nu net aangekomen, nog wat zweterig van voornamelijk de laatste van de 337 kilometer die ik vandaag gereden had om tot hier te komen.
'k Had het mij anders deze keer wel erg gemakkelijk gemaakt. Via het internet had ik een overtocht van Gent-Zeehaven naar Brevik geboekt bij DFDS Tor Line. Heen en terug had me dat in totaal - dus om zowel mezelf als de motor te vervoeren - 540 euro gekost. Slaping en vol pension ingerekend. Akkoord, 't was voor de werkmens die ik ben geen habbekrats geweest om op te hoesten, maar een rekensommetje leerde me al snel dat het allemaal dubbel en dik zijn geld waard was geweest. Reken zelf maar uit: minstens vier overnachtingen, uit eten gaan gedurende vier dagen en daarbovenop de benzinekosten om naar Noorwegen te rijden. Neen, dan nog veel liever als één van de weinige passagiers mee op een vrachtschip dat zonder tussenstops naar Brevik voer, terwijl ik me kon ontspannen. Van luxe gesproken voor een al wat ouder wordende motorrijder die toch nog een en ander van de wereld wil zien… De Magnolia was een jong schip gebleken dat nog maar pas in 2003 van de scheepswerven van Flensburg van stapel was gelopen. Het aan boord gaan was vlekkeloos verlopen en de motor had met zekerheid nog nooit zoveel plaats gekend om vastgezet te worden. Daarna was ik door de purser naar mijn smetteloos propere, ruime cabine met privé-badkamer gebracht. Eens daar gesetteld was de tijd gekomen om de boel te verkennen. Daarbij bleek al snel dat er slechts 5 passagiers voor deze overtocht hadden getekend: een Zweedse vrachtwagenchauffeur, drie mensen uit een naburig dorp en ikzelf. Van dringen was dus geen sprake geweest in de eenvoudige, doch aangenaam ingerichte eetzaal. Des te smakelijk werd er gegeten en des te gemakkelijker werd er contact gelegd.
Ondertussen speelde de zon piepke duik met de Magnolia en zijn opvarenden. Vrijdagavond, toen er ingescheept werd en naar zee vertrokken, was het aanhoudend zonnig geweest maar de tweede dag van de reis hing er bij wijlen een dichte mist over het water van de Noordzee. Kon de zon af en toe toch doorbreken, dan wachtte er de opvarenden niet zelden een prachtig schouwspel. Een zee die kalm en waardig het drukke maritieme verkeer onderging en naast moderne schepen ook de ploegende boegen van oudere zeilschepen verdroeg. De Hollandse driemaster – de Vliegende Hollander?!- die ik toen in het vizier kreeg, bezorgde me trouwens geen kippenvel maar een nieuwe wens: eens met een dergelijk schip kunnen meevaren, dat moet pas een zeereis zijn!
Van het een kwam het ander en zoals dat gaat spreken mensen maar wat graag over wat hen boeit. De interesses van Magda, Carl en Marcel lagen dan wel verrassend dicht bij de mijne, toen Magda me aanried om eens een bepaalde Noorse trilogie te lezen van de hand van een zekere Gulbranssen had mij dat heel eventjes zowaar kippenvel bezorgd. Akkoord, de bewuste boeken waren dan wel in meer dan twintig talen vertaald en er waren wereldwijd miljoenen exemplaren van verkocht, maar toch was de kans dat je iemand tegenkomt die ze gelezen heeft mathematisch veeleer klein dan groot. Het afscheid op zondagmorgen in de kleine haven van Brevik was dan ook welgemeend hartelijk geweest. Zij gingen met hun drietjes op pad voor een veertiendaagse rondrit door hun geliefde Noorwegen, en ik, ik ging op onderzoek uit naar de mensen en de streken die Gulbranssen geïnspireerd hadden tot het schrijven van zijn bestseller.
Je mag je nog zo goed voorbereiden; de kans dat er iets misloopt als je reist, blijft reuzengroot. Dat bleek al toen ik nog maar pas de haven achter mij had gelaten: de madam in mijn gps brabbelde wartaal in mijn oor, maar kort daarna kwam de reden daarvoor open en bloot voor mij te liggen. Ik had bij het maken van de reisroute het verkeerde Brevik als startpunt gebruikt. Wie gaat er nu denken dat er twee zo'n plaatsjes zijn aan de zuidkust van Noorwegen, die in vogelvlucht zowat vlakbij liggen?! Mijn reis naar Flå werd er wat langer door, maar dat kon me op de keper beschouwd geen barst schelen. Integendeel zelfs, het maakte alleen dat ik nog wat meer van Noorwegen zou te zien krijgen. De Kawasaki ER-6f, als een muilezel beladen met vanalles en nog wat, reed daarnaast ook al als de beste over de uitstekende Noorse wegeninfrastructuur. Op het display van de Scottoiler stond bovendien af te lezen dat het 16 graden was, de zon scheen en er was op deze vroege zondagmorgen zo goed als geen kat op straat. Je zou voor minder een deuntje in je helm gaan neuriën. Ondertussen maakte Noorwegen zijn beloftes wat betreft landschappen alvast waar; een prachtige kustlijn met rotsen, fjordjes en bossen, zacht glooiende weiden vol vet gras en paardenbloemen afgewisseld met bosschages van sterk uiteenlopende omvang en pluimage. De eerste sneeuwwitte zilverberken toonden zich, naald- en loofbomen stonden er in groten getale vreedzaam naast mekaar of lagen gekapt en netjes gestapeld op een nieuwe bestemming te wachten. De statige houten huizen geschilderd in zowel die typisch warm dieprode als tere pastelkleuren. De prille lente toonde zich samen met de wereld van haar beste kant, als motorrijder kon ik me niets beters wensen!
De kilometers smolten als sneeuw voor de zon en ruim voor de middag was ik al tot de voorsteden van Oslo doorgedrongen. Daar strekte ik voor het eerst de benen en inspecteerde uit pure routine werktuiglijk mijn reisgezel. Met de parelwitte Kawasaki bleek alles dik in orde en ook de bagage zat nog steeds goed vast. De kofferset, zelfs ietwat te zwaar geladen om het nog zwak uit te drukken, gaf geen krimp en stemde mij tot complete tevredenheid. Wel werd het stilaan tijd om te tanken, dus nam ik me voor van zodra ik de E16 verlaten had naar een tankstation uit te kijken. Die grote benzinepompen die ik ervoor was tegengekomen, waren me te druk geweest, ik kon geen goed oog op de motor en de bagage houden, laat staan in alle rust een kop koffie drinken. En een koffietje zou welkom zijn, dat had ik tegen dan wel verdiend, dacht ik zo. Een half uur later, met de dagteller op 234 kilometer, gaf de benzinemeter aan dat de tijd om bij te tanken nu wel was aangebroken. Slechts met moeite kon ik in de tank 11,36 liter kwijt, wat me meteen deed vermoeden dat mijn vers aangenomen Noorse rijstijl de Kawasaki wel beviel. Beladen als een pakpaard met gemiddeld 4,85 liter voor 100 kilometer toekomen en toch een mooi gemiddelde neerzetten; 't had waarschijnlijk niet alleen te maken met het luwe verkeer, maar ook met de inspanningen die Kawasaki zich de jongste jaren getroost om het benzineverbruik van zijn motoren gevoelig terug te dringen. Goed voor zowel het milieu als voor de portefeuille, zeker in Noorwegen waar door de lage koers van de euro de benzine nu voor ons wat meer kost dan voorheen. Geven en nemen 80 kilometer verder en kort na de middag kwam ik in Flå aan. 't Is een kleine gemeenschap waarvan de gebouwen ver uiteen staan in een vruchtbaar en vriendelijk ogend dal. Ik ging er op zoek naar het Bjørne Park, want ik moest er een zekere Kevin zien te treffen. Die is niet alleen de zaakvoerder van het druk bezochte Berenpark maar volgens de Noorse dienst van toerisme, waarmee ik samenwerk voor dit project, ook mijn contactpersoon voor de regio. 't Berenpark vinden was dan wel een makkie gebleken, mijn gevoel dat alles te vlot liep om goed te zijn, werd eveneens bewaarheid: Kevin bleek in Denemarken te zitten, dus stond ik daar met mijn mond vol tanden en zonder gids om me naar de Høgevarde-bergflank te brengen. Maar zoals altijd als de nood hoog is, was ook nu de redding weer nabij. Vanachter de toonbank kwam zowaar een Walkure op mij af en even later stond die druk te telefoneren. Vervolgens nam ze me mee naar Høgevarde maar evengoed had ze me - wat mij betreft - regelrecht naar het mythische Walhalla mogen voeren. Of hoe het aanschouwen van een brok natuurlijke schoonheid een mensenhart mocht vermurwen…
Mette, zoals de Noorse dame in werkelijkheid bleek te noemen, leverde me in de plaats daarvan echter af aan de voet van de bergweg die me naar Høgevarde moest voeren. Ze gaf me een situatieplannetje, de sleutels van huisnummer 93 en krabbelde nog snel haar telefoonnummer op een servetje. Ze kon niet mee naar boven, want ze had andere verplichtingen waar ze niet onderuit kon. Nog een laatste glimlach, de wijze raad om voorzichtig naar boven te rijden en weg was ze in haar enorme, zwarte Audi break. 't Ja, ook de Walkures gaan mee met hun tijd, of wat had je wel gedacht?! De ER-6f toonde eens te meer dat ik met hem de juiste keuze had gemaakt voor dit project. Moeiteloos klom hij tegen de berg omhoog langs de duidelijk recentelijk aangelegde gravelwegen. Ik volgde Mette's aanwijzingen zo goed mogelijk, maar desondanks besefte ik na een uurtje dat ik compleet verloren was gereden. De flanken van de berg waren letterlijk dooraderd met kleine wegen die allemaal op elkaar geleken en naar evenveel ongenummerde huizen leidden. Toen ik een Noor naar de juiste weg vroeg, bleek meteen de legendarische gastvrijheid van dit land en zijn bewoners. De man ontcijferde niet alleen correct de schaarse gegevens die ik bij me had, maar schonk me ook een kop sterke koffie, terwijl zijn dochter kwam aanzetten met vers gebakken chocoladecakejes. Pas een uur later nam ik van hen afscheid en reed zonder problemen regelrecht naar mijn eindbestemming. Een prachtig en splinternieuw houten huis op de boomgrens met als belangrijkste buren de bergen, de winden en de lucht. Mijn zoektocht naar de sporen van het geslacht Bjørndal kon niet beginnen, die was al lang bezig, maar dat kreeg ik pas nu echt in de gaten…
De 24ste mei van 2010 begon op Høgevarde een ronduit schitterende dag. Van bij het ochtendgloren spande boven de besneeuwde bergflanken een felblauwe hemel, waarin nauwelijks een wolkje te bekennen viel. De stroom die het smeltwater van de bergen voerde, klonk veel luider dan de dag ervoor en alle voortekenen lieten vermoeden dat dit een ronduit exemplarische, prachtige lentedag zou worden. De ochtendlijke plichtplegingen had ik omstreeks acht uur al achter de rug en staande op het terras nam ik daarna, met een heerlijk geurende kop koffie in de hand, de schoonheid van de wereld in me op. De wind woei zachtjes en droeg de geur van aarde vermengd met het parfum van ontelbaar veel bomen met zich mee. Als je er je longen geheel en al mee vulde, dreigde je er bijna in te verdrinken, zo dik, zo schier tastbaar was de lucht vanmorgen hierboven. De stilte die op de berghellingen heerste, verdroeg slechts met moeite het gezang van de vele vogels die uit volle borst de lenteboodschap uitdroegen. Voor hun begeleiding zorgde het ruisen van de bergstroom die daarnaast als taak had de gesmolten sneeuw naar de vallei te transporteren. Zo had Trygve Gulbranssen, de schrijver die in de jaren '30 zijn wereldberoemde epos over het Noorse plattelandsleven had geschreven, het ook gezien. Zo had hij het ook gevoeld, geroken, gehoord. In onnavolgbare ongekunstelde, eerlijk gevormde zinnen had hij wat hij waarnam neergepend. Alleen de allergrootste schrijvers kunnen dat op die manier, dat moet je hen als eenvoudige motorjournalist kunnen nageven. Over journalistiek gesproken, ik nam me voor meteen de eerste aflevering van dit reisverhaal uit te tikken. De mini-laptop werd erbij gehaald en even later dook ik in mijn schrijverbestaan onder.
Tegen de middag stond het er allemaal op. In tussentijd had de natuur daarbuiten ook niet stilgezeten. De hemel was nu zwanger van steeds maar dikker wordende wolken die samen met de zon voor een fascinerend spel van licht- en schaduwplekken zorgden op de mij omgevende berghellingen. Het verontrustte mij allemaal geenszins, want tenslotte wist ik maar al te goed dat het weer in de bergen van het ene uur naar het andere geweldig kon veranderen. Ik glimlachte dan ook om de piepkleine, eenzame sneeuwkristalletjes die kort na de middag met mondjesmaat uit de hemel kwamen vallen. Ten prooi aan het zoveelste innerlijke conflict wikte en woog ik in het begin van de namiddag of ik al dan niet de baan zou opgaan met de motor. Ik had aan de ene kant veel zin om naar het dal te rijden om daar eens te gaan rondneuzen, maar een hardnekkig stemmetje in mijn achterhoofd voerde daar oppositie tegen en maande me aan in de buurt van het huis te blijven. Ik suste mijn geweten met het feit dat het tenslotte thuis een vakantiedag was voor iedereen en lanterfantte wat op het terras, ging me te buiten aan een korte column en las daarna een boek. Met mijn neus in "De teleurgang van de Waterhoek gedoken" lette ik er nog niet half op dat de Noren uit de omliggende huizen één voor één in de richting van het dal uitreden. Pas toen ik het boek in de late namiddag dichtklapte en naast me neerlegde, zag ik het waarom daarvan in.
Buiten was de complete berg verdwenen. In de plaats daarvan hing er een witgrijs, ondoordringbaar gordijn waartegen kleine, sneeuwwitte deeltjes onophoudelijk en in enorm grote aantallen richting aarde dwarrelden. Ik kon mijn ogen maar amper geloven. Alles, maar dan ook alles, zat onder een dikke laag plakkerige sneeuw. Ik zat vast op Hogevarde, dat stond me nu wel enorm klaar voor de ogen. Eind mei en in een laag sneeuw lopen die steeds maar dikker wordt. Het zal je maar overkomen, was mijn eerste reactie. Met de motor rijden was compleet uitgesloten, in dergelijke omstandigheden raak je daarmee geen tien meter ver voor je van de berghelling naar beneden dondert. Terwijl ik om me heen keek en de duidelijk veel koudere lucht inademde, kon ik met moeite een opkomende lachbui bedwingen. Wat kon het mij schelen dat ik hier vastzat; ik had genoeg proviand in de woning gevonden om het er een paar dagen mee te kunnen uitzingen, ik had een kast van een supercomfortabel huis ter mijner beschikking en strikt genomen had ik de eerstvolgende tijd geen taken te doen welke niet enkele dagen konden wachten.
Ik besloot dus om mijn gedwongen kluizenaarschap liefdevol te omarmen, tenslotte konden de winterse omstandigheden in deze tijd van het jaar toch geen permanent karakter aannemen. Of wel? Mocht dat zo zijn, dan had ik mijn gsm en het internet nog om indien nodig iemands hulp in te roepen. Tijd brengt raad zegt het spreekwoord en op deze noot sloot ik het officiële verslag van mijn eerste complete dag op Høgevarde af. Motorreizen in Noorwegen had voor mij opeens een veel diepere betekenis gekregen!


Met dank voor de samenwerking bij het verwezenlijken van dit project: Visit Norway
Kawasaki Benelux
Hogevarde
Nuttige links: DFDS Tor Line: http://www.dfdstorline.com Vassfaret-bjornepark: http://vassfaret-bjornepark.no/ Oslo: http://www.visitoslo.com/en/?x=1 Vikingskipshuset: http://www.khm.uio.no/museumsbutikk/engelsk/vikingskipshuset.html Kon-Tiki museum: http://www.kon-tiki.no/e_aapning.php Fram museum: http://www.fram.museum.no/en/ Brusletto: http://www.brusletto.no/index.php?sprakID=eng& Maihaugen museum: http://www.maihaugen.no/en/ Art van Riet: www.noemedbilder.com