Diarios de dos Motociclistas (deel 5)

Share

Zie je ons daar zitten aan tafel, in een bergdorpje van niemendal? Zo reizen, beviel me wel: geen grote afstanden (270km), een zalig weertje in de bergen (25°C) en op goed geluk overnachten in een dorpje van 80 zielen!

Verbroederen met de motorrijders een paar huizen verder zat er niet meer in, helaas. Middernacht en mijn spitsbroeder sliep als een marmot (voor de eerste keer geen tv op de kamer!). Nog gauw een paar losse zinnen in mijn boekje en dan lekker maffen. Hoogmis
Zondag is rustdag, amen en uit. Zo moet Yves gedacht hebben. Een andere verklaring heb ik niet. Geen stoel, bank of grasperk zou hij vandaag onbenut laten om er zijn ellenlange, lome ledematen uit te spreiden. Nochtans had hij goed geslapen, vaster dan ik. Bleek dat onze motorvrienden ons nog waren komen opzoeken. Dat verklaarde het lawaai dat me in het holst van de nacht uit mijn droomzoete REM-slaap had gerukt! Toen hij uiteindelijk verscheen aan de ontbijttafel, had ik er al een dorpswandeling opzitten. Niet dat er iets bezienswaardigs te bezoeken viel, tenzij de kerk misschien, waar een Romeinse inscriptie in het koor zou verwerkt zijn. Het dorp moet het vooral hebben van haar monumentale ligging, meer dan 1300m hoog, met als naaste buur loodrechte bergwanden. Een oord waar de zondagmis nog in ere wordt gehouden. Zo was ik in alle stilte getuige hoe een dame vlijtig bloemen uit de tuin schikte in de kerk. Tot mijn verbazing was bij mijn terugkeer ook het pleintje vóór ons "pension" met roze bloemblaadjes bedekt. Een klein altaar, compleet met attributen, werd door een paar vrouwen in gereedheid gebracht om de "hoogmis" in open lucht te celebreren.
Het liep al tegen elven toen pak en zak bij Yves eindelijk op zijn plaats zat. De zon speelde verstoppertje achter een vaalwitte sluier, of moet ik zeggen burka, want de rest van de dag kwam ze flauw tevoorschijn. Beeldspraak die overigens geheel op haar plaats is, gezien de typisch Arabische sfeer waarvan de ganse streek zo is doordrongen. De mooista stad van Spanje
Het stadje Albarracín – die naam alleen al! – zou je probleemloos in Marokko kunnen situeren. Het beeld van roestbruine huisjes, dicht op elkaar gestapeld tegen een achtergrond van kale rotsen, deed me denken aan een of andere lemen Medina in het Atlasgebergte. Ergens logisch, want het waren Berbers die de stad in de 11e eeuw tot een onafhankelijke stadsstaat hadden uitgeroepen en voor het gemak dan maar de naam van hun leider Aben Razin hadden gegeven. Ze vergaten niet het geheel te versterken met een verdedigingsgordel, die nog steeds als een Chinese muur de bergflank oploopt. Niet verwonderlijk dat de krant El Mundo Albarracín heeft uitgeroepen tot de mooiste stad van Spanje!
Had ik geweten dat er daar één lag te pitten in het parkgroen naast de río Guadalaviar, ik zou wat minder haastig het oude centrum doorgelopen zijn. Ik werd alleszins getrakteerd op een adembenemend zicht, hoewel de korte, maar steile klim naar boven hier misschien voor iets tussen zat. De kathedraal, gebouwd op de plaats van een moskee, was het eerste gebouw dat ik tegen kwam. Toch zijn het vooral de nauwe straatjes en verscholen pleintjes die het 'm doen. De aardkleurige gebouwen, de ongeordende bouwwijze, de donkere hoekjes en steegjes als konijnenpijpen… het voelde alsof ik in de warme buik van Moeder Aarde zelf liep te snuffelen! Zweetdruppels
Daroca, eveneens met Arabische looks, riep eenzelfde "aards" gevoel bij me op, zeker als je de moeite nam om de wallen op te klauteren, en dat bij 30°C! Meer dan honderd torens zouden er in de Moorse stadsmuur zijn. Ik heb ze niet echt geteld, maar een groot aantal ervan verkeerde in elk geval in ruïneuze toestand.
Via de Puerta Baja, de mooiste van de vijf toegangspoorten, waren we de stad binnen gereden. Het eerste wat opviel, was de afwezigheid van gezellige restaurantjes of cafeetjes, laat staan een hotel. En hier had ik willen overnachten! Op het eerste zicht geeft Daroca dan ook een strenge indruk, waar de scherpe kantjes door het massatoerisme nog niet zijn afgevijld. Sedertdien laat de stad me niet meer los, nu de inspanning van de beklimming lang vergeten is! Zweetdruppels die me onvermijdelijk bij mijn goeie vriend brengen, wiens voorhoofd glom... van de krachttoer die hij zich getroostte op zijn stoel om toch maar niks te missen van de jongedame met haar zuigeling aan de borst! Foei! Een heuvelende horizonlijn, met hier en daar een mudéjartoren op de voorgrond, ging vrij snel over in een vlakke einder. De llanes, een uitgestrekte vlakte rond Zaragoza, was al geen landschappelijke hoogvlieger, voeg hieraan toe het loodzware besef dat het avontuur ten einde liep, en insiders weten maar al te goed tot welke ravage mijn bekende zondagse zwartgalligheid in staat is. Een groepje gieren had dit goed begrepen en cirkelde veelzeggend boven ons hoofd. Een verplicht bezoek aan een camposanto betekende vrijwel de doodsteek van het hoopje ellende dat ik al was. Wie bezoekt er nu in hemelsnaam een kerkhof op reis? Juist, ja, dié! Ik weet niet of het uit medelijden was of eerder uit voldoening omdat ik eindelijk door de knieën ging, feit is dat hij met nooit geziene kracht aan de kar trok om ons naar het centrum van Zaragoza te gidsen. Leiderschap, gekoppeld aan onverwachtse hulp van een Varadero-rijder, bracht ons in geen tijd op de plaats waar we moesten zijn: de indrukwekkende Plaza del Pilar. Zaragoza, stad aan de Ebro! Tot voor kort kende ik de stad amper, en dan nog van de ondermaatse voetbalprestaties van blauw-zwart. Had ik me verdorie op sleeptouw laten nemen door die stadsmus… Grote steden zijn écht niet mijn ding! Pijler van het katholicisme
En toch heeft deze 5e grootste stad van Spanje, hoofdstad van de autonome regio Aragón, een rijk verleden, op de eerste plaats als pelgrimsoord. In het jaar 40 was de Heilige Maagd verschenen aan Jacobus de Meerdere. De zuil (pilar) die zij op de plek van haar visitatie naliet, staat nog steeds overeind in de basiliek Nuestra Señora del Pilar. Hoe katholiek Spanje is, merkten we aan de volkstoeloop vóór het albasten Mariabeeldje op de zuil. Allemaal wilden ze een foto van de Virgen del Pilar met hun communicantje. Allemaal wilden ze die marmeren zuil even beroeren. Nu begrijp ik waartegen de Beeldenstorm (1566) in onze contreien was gericht! Mijn gezond geuzenverstand vond die pilaarbijters ook maar niets. Alle goud, zilver of fresco's ten spijt, zulke verstikkende volksdevotie joeg me echt de kerk uit. Buiten bruiste de stad van het leven, met terrasjes vol jong volk. Ik liep nog even de Plaza del Pilar op en neer en moest toegeven dat een foto ervan absoluut niet mocht ontbreken in het hoofdstuk Aragón. Een uur later was ook dit weer verleden. De N330 bleef even saai als voordien, de wolken braken helaas niet open en we wisten nog steeds niet waar we de avond zouden doorbrengen. Huesca, misschien wel interessant, was duidelijk geen optie. Loarre, dát was mijn doel. In Esquedas konden we eindelijk van de drukke baan af, waar een kleine weg naar Loarre leidde. Het wegdek was in geen al te goede staat, maar het landschap maakte veel goed. Ik had de indruk dat Yves het lastig kreeg op zijn machine en in het eerste het beste dorp wou stoppen. Koppig deed ik teken dat het niet ver meer was. Chips en cornetto
In het dorpje zaten nog een paar oudjes vóór hun deur. Het lag voor de hand dat we zouden overnachten in de Hospedería de Loarre, een driesterrenhotelletje vlak vóór onze neus. Zo te zien dachten enkele gelijkgestemde zielen er net zo over, want hun motoren stonden al keurig zij aan zij. Eerlijk gezegd, het zou een waardige afsluiter geweest zijn van ons verblijf op Spaanse bodem, alleen jammer dat je voor de helft van de prijs een casa rural kon huren. Voor 30€ met name duwden we onze beestjes veilig op stal, kregen we een zeer ruime kamer in Casa Pepico en kon er iemand helemaal alleen in een groot salon televisie kijken… tot 22.15u! Nonchalance die ons zwaar op de maag kwam te liggen, want voor de eerste keer bleef overal de keuken dicht. Geen comidas meer, nada, niente! Of toch, de allerlaatste tapas van de dag, een pakje chips en een cornetto! Bij honger smaken de vreemdste combinaties… Een rustige avond werd het dus. 'n Verstandige beslissing, want de 300km van vandaag mochten we morgen minstens nog eens overdoen. Buenas noches dan maar! Kingdom of heaven
De reden waarom ik precies Loarre had uitgekozen, betrof niet zozeer het dorp, maar wel de burcht enkele schroefbochten hogerop. Hoog aangeschreven bij mediëvisten en bovendien prachtig in beeld gebracht in Ridley Scott's kruistochtenepos "Kingdom of Heaven", zulke referenties kon je gewoon niet naast je neer leggen. Eerder zwijgzaam reden we die ochtend naar boven. Akkoord, de eerste vijf minuten in miezerige regen is altijd wat in mineur, maar deze keer hadden we verdorie het ontbijt moeten ontberen. Nogal wiedes dat er niet meteen een olé-stemming heerste. Het weer paste nochtans bij de grimmige burcht, die in het begin van de 11e eeuw was gebouwd onder de grote Sancho III (waarmee we in Nájera al hadden kennis gemaakt). Veel later pas zou het dorp Loarre zich beneden ontwikkelen. De burcht was gesloten, dus zat er niets anders op dan wat rond te lummelen, totdat we ons uit de voeten maakten voor een hond die onze richting leek uit te komen. Helden zijn we nooit geweest…
Afdalend werd duidelijk waarom Romeinen, Moren en Navarrezen deze plaats hadden gekozen om een versterking te bouwen. In de diepte lag het piepkleine Loarre voor het grijpen, weerloos als in een reuzenhand. Wie hier baas was, controleerde met gemak het komen en gaan beneden. Sigaren in de regen
Enkele km verder, in Ayerbe, zetten we de motor al aan de kant. Hambre, Hombre! Honger, man, en ook wel een beetje de regen en de koude, dreef ons een bar binnen op de hoek van de straat. Tot tweemaal toe werkten we elk een Spaans ontbijt (koffie met toast) naar binnen. We hadden ons zo klein mogelijk gemaakt aan een tafeltje en genoten van de manier waarop de jonge vrouw haar stamgasten in de watten legde. Een bejaarde klant liet het zich allemaal welgevallen en gebood haar zijn glas nog eens vol te schenken. Proost op het leven! Zo start in Spanje blijkbaar de werkweek… We moesten verder. Het regende nog steeds. Ik weifelde of de omweg naar Riglos wel de moeite was in dit weer. Te laat, de rode rotswanden in de verte hadden de nieuwsgierigheid van Yves al gewekt. Los mallos de Riglos, want zo heet dit gebied, staat hoog aangeschreven bij bergbeklimmers, voor wie de sigaarvormige puddingstenen met loodrechte wanden van wel 300m het summum betekenen. In dit kleine koninkrijk van rotsblokken, waarover Doña Berta als weduwe van koning Pedro I in 1104 de scepter mocht zwaaien, heeft de grootste kolonie vale gieren van Spanje nu het rijk voor zich alleen. Niet dat ik er één enkel exemplaar mocht spotten. De hand beschermend over de telelens nam ik vliegensvlug (?) een foto met het witte dorpje op de voorgrond.
Kort hierna, in de buurt van de Alto de Santa Barbara, werd de sproeikop boven eindelijk dicht gedraaid. Een weids uitzicht op groene en gele velden aan de voet van de Sierra de la Peña gaf de dag weer wat kleur. De weg lag er zelfs droog bij, ook dat was een meevaller, want mijn maat was natuurlijk niet op mij blijven wachten.
Jaca is niet alleen de toegangspoort tot de Pyreneeën, maar vooral een gezellig stadje dat de toerist alles te bieden heeft. Voor de één was dat een boek (zonder Don Quijote wou ie écht niet de grens over!), voor de ander een presentje voor thuis. En hoewel sommigen beweren dat dit na de bijbel het meest vertaalde boek ter wereld is, duurde het toch lang om zelfs een exemplaar in de originele taal te vinden. Na het shoppen hadden we afgesproken in een taverne, niet ver van de ciudadela, een vijfhoekige citadel uit de tijd van Filips II. Hét gespreksonderwerp was natuurlijk het verloop van de reis. Wat volgde was een round-up van de mooiste momenten. Een rekenkundige balans ook van wat het ons (maar) gekost had. Papiers svp!
We verlieten Spanje via de Puerto de Somport. Op de col werden we verrast door dikke mist. Twee jonge gasten op de fiets, Nederlanders, vonden het best leuk dat die Belg een foto wou nemen van hun fietsprestaties. Aan de overzijde, op Franse bodem, werden we opgewacht door twee gendarmes. Behalve onze papieren werd er niks anders gecontroleerd. Er kon zelfs een praatje af, dus dat viel mee. Eens het drukke Pau door sloegen we definitief de deur van de mistroostige Pyreneeën achter ons toe. Een stralend zonnetje heette ons welkom. De N134 werd opnieuw wat rustiger. Zo werd ons nog een onvervalste motornamiddag in de schoot geworpen. In Aire-sur-l'Adour was het tijd voor een koffietje. De kaart werd erbij gehaald, want lang wensten we niet meer te rijden. Een kamer met zicht op het marktplein van St-Justin, een gaaf bastidedorpje in de streek van Armagnac, daar wilde ik gerust enkele euro's meer voor betalen. Helaas besliste de sluitingsdag van het hotel daar anders over… We stelden ons dan maar tevreden met een aftandse kamer van een baanhotelletje, verscholen in de bossen van Les Landes. Le Relais des Bruyères, in Lapeyrade, kon inderdaad een likje verf gebruiken, maar voor 36€ hadden we een kamer én garage voor de motoren versierd. Kon de accommodatie niet tippen aan die van Spanje, het eten was – zoals gewoonlijk – "délicieux"! Non!
Achter de toog stond een kloeke matrone flink haar mannetje. Van meetaf aan was overduidelijk dat zij alle touwtjes strak in handen hield. Best begrijpelijk, want zoonlief woog inderdaad te licht om weerwerk te bieden tegen het ruw truckervolkje dat hier over de vloer kwam. Ook ik maakte me kleintjes, toen emoties hoog oplaaiden als gevolg van het Franse "Non!" in het Europees referendum. Voorstanders van Europa werden hier niet bepaald liefdevol aan de borst gedrukt, begrijp je? Kop van jut waren de Eurocraten met al hun richtlijnen die een kleine zelfstandige hotelier de das omdeden. Nu werd het vuur pas goed aan de lont gestoken. Een verhitte discussie maakte brandhout van elke pan-Europese gedachte. Parijs en Straatsburg lagen wel heel ver weg in dit provinciale nest. En ook al deelde ik niet dezelfde mening, ik was blij dat Yves zich nog eens sociaal had kunnen uitleven. Gezien het monsterverbond dat hij aan tafel had gesloten, mocht hij als straf op kousenvoeten een fles water beneden gaan halen. Eerlijk gezegd was mijn fantasie op hol beginnen slaan toen ik door die donkere gang met kamers liep. Niemand had weet van ons verblijf, wie weet wat fils à maman bekokstoofde op zijn kamertje, ik mocht er niet aan denken! Voor alle zekerheid morrelde ik voor de derde keer aan het slot van de deur… En route!
Met het licht kwam ook de rede terug. Of veeleer bittere ernst, wilden we doorstoten naar het hart van Frankrijk! We lieten ons het Frans ontbijt smaken, rekenden af met madame en laadden de motoren. Half tien en net zoals gisteren vertrekkensklaar, dat gaf moed! Zen and the art of motorcycle maintenance
Enkele pietluttige druppeltjes op de grond leidden echter tot een schrikbarende bevinding: oliepeil op bodemniveau, dat konden we missen als kiespijn! De ketting zat volledig onder de smurrie, voor de rest konden we niets doen dan een halve pul reserveolie in het reservoir kwakken. Wisten wij veel dat de dagelijkse kettingbeurt met het stroperige goedje uit opa's tijd zich gewoon een uitweg had gezocht? Kalm stelde ik Yves zo veel mogelijk gerust. Een versleten bougie, verhitte batterij of leeggelopen band, ergens had ik hiermee wel in mijn achterhoofd rekening gehouden. Pechscenario's waarvan we godzijdank gespaard waren gebleven, wat pleitte voor de oerdegelijkheid van de XL. Zulke motoren worden niet meer gemaakt! Na dit korte oponthoud wilden we ons zo snel mogelijk uit de voeten maken. Het liep echter niet zo vlot met al dat vrachtverkeer op de D933. Ronduit gevaarlijk zelfs, want hoog in hun cabine zou dat tuig zo over je heen walsen. Sneu voor Yves, maar op zulke momenten kon je niet genoeg pk's aan het achterwiel hebben. Op weg naar Bergerac werd het landschap weer wat golvender. De bekende wijngaarden van Monbazillac warmden zich zoetjes aan de zon. We gunden ons wat rust in het stadje Bergerac, voor een koffie op een terrasje. Behalve verkeer had deze plaats weinig te bieden, zodat we er vrij snel opkrasten. Lunchen deden we in Périgueux, hoofdstad van de Périgord en pal in het hart van de Dordogne.
Een met zorg gekozen tafeltje bood een schitterende view op de exotische Saint-Frontkathedraal met haar vijf Byzantijnse koepels. Het was een komen en gaan daar op de hoek van de straat. Mensen kijken, genieten bij een (vol) glas wijn. Hier zou ik hem met geen stokken weg krijgen!
Gevolg was dat ik tijd zat had voor een wandeling door de autovrije stadskern. Historische panden met sierlijke gevels gingen er hand in hand met trendy boetiekjes en uitnodigende kruidenierswinkeltjes. Ik keek mijn ogen uit naar al dat lekkers en dacht met plezier terug aan de culinaire genoegens die ik een paar jaar terug had mogen smaken in deze verrukkelijke streek. Als rijden lijden wordt...
Goed gemutst wipten we beiden in het zadel. Het traject naar Limoges was best aangenaam, zoals de weg zich door het landschap krulde. Ik las op een bord dat we het Parc Naturel Régional Périgord-Limousin dwarsten. Heel wat minder was het stuk snelweg recht naar Châteauroux, waar maar geen eind aan leek te komen. Op automatische piloot, tegen een kruissnelheid van 100km/h (ahum!), wiegde ik me zowaar in slaap. Beetje bij beetje zonk dat bezwaard hoofd dieper en dieper tussen de schouders. Tot ik plots recht snokte, vergat dat ik al in hoogste versnelling reed, en als een groentje nog maar eens opschakelde. Even dacht ik dat mijn ketting d'r werd afgeslingerd. Sterven op de motor, zo omschreef Yves zijn calvarie. Snel weg van die snelweg! Niet Vierzon, maar Bourges, in het centrum van Frankrijk, was ons nieuw doel. Golvend groene graanvelden (en geen gele zoals in Spanje!) vergezelden ons naar de stad van Jean de Berry, die deze in de 14e eeuw tot hoofdstad van zijn hertogdom had gemaakt. Kunstliefhebbers kennen de man als opdrachtgever van het wereldberoemde getijdenboek 'Les très riches heures du Duc de Berry' dat wordt bewaard in het museum van Chantilly. Toast op de vriendschap
Een dineetje in het schijnsel van de bekende kathedraal, op de Werelderfgoedlijst sinds 1992, zou ik er niet meer kunnen uitknijpen. Het werd dus een reuzenpizza in een klein restaurantje, niet ver van het Formule 1-hotelletje waar we kamer 317 met have en goed hadden volgegooid. En ja, het was een verstandige keuze geweest om de vierdubbele kamerprijs van het nabijgelegen Hotel Kyriad te laten voor wat het was! Die allerlaatste avond hieven we het glas op de vriendschap. Natuurlijk hebben we sommige zaken wat onder-/overschat, zeker en vast kenmerkt ons een ander temperament, klaar en duidelijk rijden we met twee verschillende motoren. Dat collegiale kameraadschap tot hechte vriendschap kon groeien, dát is misschien wel de grootste verdienste van deze reis geweest! Copy & paste
De 450km van gisteren "mochten" we vandaag nog eens overdoen. Het werden er uiteindelijk 600! Wat wil je, we hadden amper de hotelparking verlaten of we kregen al een omzwerving van formaat aan de broek gesmeerd. Drie kwartier, je leest het goed, om Bourges min of meer in de goede richting te verlaten, en dan nóg diende de koers bijgesteld te worden! Ach, ik bekeek het positief, zo werd de saaie terugtocht wat uitgesteld. Het einde nabij
Maar al te graag lieten we ons neervlijen aan de boorden van een kasteelvijver in het dorpje La Chapelle d'Angillon, daar waar de D12 aanknoopt met de hoofdweg naar Gien.
Een kwartiertje platte rust, maar dan moesten we, willen of niet, de aftocht blazen. Zeer tegen de zin van Yves, zo dacht ik, die verdomd lang op zich liet wachten. Maanden later kwam ik de ware toedracht te weten: in slow motion overeind kruipend, had hij zijn been met veel moeite over het zadel gekregen, maar was dan met motor en al tegen de grond gesukkeld. Hilarisch en tegelijkertijd meelijwekkend. Wat heb ik mijn (5 jaar oudere!) maat toch verschrikkelijk afgepeigerd! Het was al middag toen we ter hoogte van Solterre het pompstation verlieten en de N7 naar Montargis opdraaiden. Courtenay leek me maar niets om te eten. Pont-sur-Yonne zag er wel leuk uit, met z'n huizen die zich beeldig in het water spiegelden. Zwijgen is toestemmen, dus zocht ik ons een tafeltje in een rustig hoekje. In mijn uitbundigheid had ik niet gemerkt hoe Yves, die enkel voor zich uitstaarde naar een manke duif, het ganse gebeuren lijdzaam onderging. En ik, ja, ik kakelde er ondertussen maar op los, hoe lekker het wijntje wel binnen liep, hoe zalig het zonnetje scheen, en blablabla. Ik denk niet dat hij het erg vond dat ik een dik kwartier van het voorplan verdween voor een foto. Het hoofdstuk Pont-sur-Yonne kende trouwens een triest einde: een zware vrachtwagen was het dorpscentrum binnen gedonderd en had het arme duifje vóór de ogen van mijn vriend gemillimeterd! De rest van de dag kan ik eigenlijk in twee woorden samenvatten: rijden maar! Na Nogent-sur-Seine en Sézanne kwam ik op vertrouwd terrein. Geen feestelijke bubbels in Reims, maar een vertrouwd kopje koffie om alert te blijven, voor wat de laatste rechte lijn naar huis moest worden. Een wegversperring in de buurt van Vervins was wel het laatste wat we wensten. Nu kon het niet snel genoeg gaan…
Hier scheidden dan ook onze wegen. Een stevige handdruk, een laatste foto, en dan het gas erop. Alhoewel, ik kon eerst nog even omrijden naar Hirson om bij te tanken. Naar de Belgische grens was het nog een 50-tal km en na 19u riskeerde ik het niet om droog te vallen in het noorden van Frankrijk. Eind goed, al goed
Na 12 dagen met z'n tweeën gaf het een raar gevoel, zo alleen op de weg. Nu, Maubeuge lag er verlaten bij, dus daar was ik snel doorheen. En eens de grens over, kon er natuurlijk nog weinig verkeerd gaan. In Mons was het uitkijken om de afslag naar Zinnik niet te missen, maar dat was dan ook de allerlaatste hindernis op weg naar huis. Kwart na negen en het bekende motorgeronk haalde vrouw en dochtertjes uit hun luie zetel. Drie blije gezichten zwaaiden de deur open en overstelpten me met allerlei vragen. Vaderlijk duwde ik eerst de VFR de garage binnen, een welverdiende rust tegemoet. Bijna 5000km waren we samen op pad geweest, 20 keer had ik hem te drinken gegeven. Vol tederheid aaide ik zijn kop. De garage vulde zich langzamerhand met de sterke geur van benzine. Een passend afscheid van een gedenkwaardig avontuur! Ik trok de deur goed dicht achter me en knipte het licht uit.