Espana verde... helemaal het einde!(deel 2)

Share

Tekst en foto's: Kris Van der Stockt
Geen zoetgevooisd vogelgekwetter of verre echo van ochtendlijk keukengerammel, maar de doeltreffende wekkerfunctie van een gsm verjoeg meedogenloos de stilte op m'n kamer. Maar goed ook, want wie naar Santiago wil en zelfs verder, helemaal tot het bittere einde, heeft geen tijd te verliezen. Ontbijten in een luxetempel doe je echter met je ogen en oren en niet in één-twee-drie…
Op de gedempte toon van Gregoriaans gezang schoven we geruisloos doch hongerig aan de lange tafel aan. In een decor van geestelijke onthaasting en spirituele abundantie laafden we ons zonder enige schroom als zondaars aan de aangereikte hoorn des overvloeds. Allerhande broodjes en zoete koekjes, diverse soorten kaas en yoghurt, melk en honing, tot volronde kersen toe, jawel, één voor één verdween dit lekkers in het brede keelgat. Wereldse genoegens die me even deden denken aan de abt met dikke vingers en bokkenpoten uit die "waanzinnige 14e eeuw", zoals de Amerikaanse historica Barbara Tuchman in haar bestseller ons zo treffend wist voor te spiegelen. Een vergelijking die misschien niet eens overdreven was, want de eenzame Franse pelgrim die in een hoek met zichzelf overhoop lag, kon onze matinale uitbundigheid maar matig smaken.
Een stevig ontbijt en ambiance van 's ochtends vroeg... ja, goed begonnen is half gewonnen. Onze inwendige motor was in ieder geval warmgelopen en een 'volop lente'-gevoel injecteerde op tijd en stond wel de nodige brandstof - sigue el ambiente primaveral, olé! Het was nog vroeg, dus kon er gerust nog een wandelingetje af in ons gastdorp. In tegenstelling tot de avond tevoren liepen we niet alleen in de Rúa Mayor.
Als één van de drukste kruispunten op de camino telt Puente la Reina vaak een veelvoud van de paar duizend zielen die er wonen. Toch wist deze vaste stop op de Jacobsweg zijn charme nog enigszins te bewaren. De slanke brug met haar 6 bogen, uiteraard, maar ook het laatromaans portaal van de iglesia de Santiago - met onmiskenbaar Moorse invloed - bijvoorbeeld of de adellijke stenen huizen aan weerszijden van de smalle calle. Kerk van honderd poorten
Akkoord, ontsnappen doe je niet aan de onvermijdelijke toeristenprulletjes en ik kan me best voorstellen dat de brug uit haar voegen barst op de hoogdagen van een Jubeljaar. Wat niet anders zal zijn in 2010, want de volgende keer dat de naamdag van Santiago op een zondag valt, noteren we… je leest het goed… 2021!
Voor de Santa María de Eunate, enkele kilometers terug op de Aragonese pelgrimsroute, trok ik deze keer wel de nodige tijd uit. Een vriendelijke boer in jeep gidste ons van Obanos recht naar het romaanse kerkje, dat zich als een heremiet wat had afgezonderd in het landschap. Naar men aanneemt, behoorde deze architectonische merkwaardigheid toe aan de ridderorde van de Tempeliers, een op militaire leest geschoeide monnikenorde die oorspronkelijk de bedevaarders naar het Heilig Land moest beschermen tegen gewapende bendes en inmiddels dus ook instond voor de veiligheid van wat de drukste weg van Europa moet zijn geweest in de 12e eeuw. Reizen in de middeleeuwen was een hachelijke onderneming en lang niet elke pelgrim die hier op het kerkhof van Eunate werd begraven, stierf een natuurlijke dood door ontbering (niet voor niets huurden de rijken een arme drommel in om hun Compostelaat te gaan halen in Santiago). Honger en dorst hoefden de pelgrims trouwens niet te lijden, want wie een concha of Jacobsschelp op zijn ransel droeg, kon tijdelijk gratis onderdak en eten vinden in de vele gasthuizen en hospitalen die als paddestoelen uit de grond schoten. Of hoe een heiligenlegende het christelijke West-Europa wist te mobiliseren en zowel economisch, cultureel als maatschappelijk de motor vormde achter een Europees gedachtegoed dat eeuwen later diende herontdekt te worden…
Over de herkomst van de achthoekige bogengalerij rond het romaans grafkerkje bestaat er heel wat minder duidelijkheid. Behalve misschien dat de polygone rondgang van arcaden zijn naam gaf aan het bouwwerk. Eunate wil immers zoveel zeggen als 'honderd poorten' in het Baskisch, dat naast het Frans nog veelvuldig wordt gesproken in Navarra. Een dichterlijke overdrijving, want zelf telde ik "maar" 33 bogen, geschraagd door massieve vierkante zuilen of (oudere?) slanke ronde pilaren. Vooral deze laatste waren decoratief een lust voor het oog. Beide portalen waren immers potdicht… en bleven dat ook, daar kon de charme van een mond vol Spaans de norse tuinman ter plekke niet mee overhalen!
Terug in Puente la Reina bleek de rituele stoeterij pas goed in gang geschoten. Tientallen rugzaktoeristen met breedgerande hoed en wandelstok en evenveel geschelpte geloofsgenoten op hun fiets vervolgden, net zoals wij, hun weg in de richting van het stadje Estella. Hielden zij nog halt in het panoramisch op een heuveltop gelegen Cirauqui, wij van onze kant gasten in één ruk door naar het mooie Estella. Estella la bella
Een 'Toledo van het noorden' durf ik het niet te noemen - zeker voor iemand die 's lands mooiste werkelijk heeft bezocht - maar 'Estella la bella' zoals men haar in de middeleeuwen placht te noemen, paste wél bij het beeld dat m'n Olympus in zijn spiegel ving. Vanop de overkant van de río Ega, waar de puente La Cárcel de rivier in één boog overspant, heb je immers het mooiste zicht op de romaanse stad. Nijvere joden en ingeweken Franse ambachtslui en handelaars speelden verstandig in op de behoeften van de reizende pelgrims en maakten van Estella één van de meest welvarende steden langs de camino. Kerken en kloosters, maar ook herenhuizen en paleizen geven nog steeds blijk van de rijkdom die het stadje verwierf. Net zoals toen heerste er ook nu een drukte van jewelste in de kleine binnenstraten en ondanks de lovende woorden van de Franse monnik Aymeric Picaud over het goede leven in Estella, maakten we ons snel uit de voeten.
Hierbij volgden we niet het duidelijke pelgrimagespoor dat via het klooster van Irache naar Logroño liep en zo verder richting Burgos. In de plaats daarvan kozen we met de NA132A voor een motorvriendelijk ritje langs de río Ega. Genoegzaam bolden we door totaal onbekende plaatsjes als Acedo en Lapoblación naar Laguardia, een versterkt dorp in de zuidoosteljike hoek van wat nu País Vasco heet. Omwille van het strategisch belang - pal op de grens met Castilië en uitkijkend over de vlakte van de Rioja Alavesa - hadden de koningen van Navarra haar de rol van bewaker (guardia) toebedeeld (van een Baskenland als soevereine staat is er nooit sprake geweest). Heibel in Laguardia
Uit deze roerige tijden dateren ook de massieve muren die het heuveldorp omgorden. Hadden we al een gesloten indruk, dan werd deze nog eens versterkt door het onwrikbare karakter van een plaatselijke Bask. De dramatische vertoning van deze bemoeial, die zich buitenmaats opwond over ons schijnbaar nonchalant parkeergedrag, legde zowaar een bom onder het al even schijnbaar rustig gemoed van mijn metgezel. En ondanks zijn mateloos enthousiasme voor alles wat in de verste verte ook maar iets te zien heeft met España, kreeg ik deze laatste niet meer in beweging, ook niet voor "una copa de Rioja" met wat tapas…
Theater is nooit echt mijn ding geweest… Alhoewel, de gespeelde onschuld waarmee ik onze halfbezeten ingezetene straal negeerde alsook de flair waarmee ik doodgemoedereerd alsnog één van de vier stadspoorten binnenwandelde, vergde toch wel enige acteerkunst. L'enfer, c'est les autres en na de Fransoos en tuinman van deze ochtend had ik er mooi genoeg van. Een spijtige zaak, vooral dan voor de kleine middenstand van Laguardia. Plaatjes schieten kost nog altijd niks en op een halfuurtje stond ik al terug waar ik m'n kompaan had achtergelaten. De 'crianzas' en 'reservas', rijkdom van het wijndorp en derhalve goed verborgen onder de grond en achter eeuwenoude gevels, zouden zich dan maar een andere keer moeten laten ontkurken!
Mijn compañero had zich inmiddels al in de stijgbeugels van zijn ros gehesen, gereed om roemloos de aftocht te blazen. Nog net niet in de boeien geklonken, kozen we snel het hazenpad. Van even halt houden voor een gewaagd meesterwerk van Santiago Calatrava was dan ook geen sprake. Jammer, want de Ysios bodega die deze Spaanse architect als ultramoderne wijntempel aan het begin van de 21e eeuw had neergeplant in de warme, rode Rioja-aarde had vast een fraaie foto opgeleverd… Wie de avant-gardistische en veelbesproken vormkunstenaar wat beter wil leren kennen, hoeft het echter niet zo ver te zoeken, want de Gaudí van de 21e eeuw tekende ook voor het nagelnieuw HST-station van Luik-Guillemins. Wijngaarden en bodega's te over in het zacht glooiend landschap van de Rioja dat ongetwijfeld het mekka moet zijn voor elke wijnliefhebber. In de beschutting van de kalktoppen van de Sierra de Cantabria en aan de vochtige oevers van de Ebro rijpt de nobele tempranillo, Spanje's nationale druif, onder de beste omstandigheden. 's Lands langste rivier kronkelt zich, hier in de Rioja Alta, in enkele schilderachtige bochten en breekt gelukkig wat de eentonigheid van het in cultuur gebrachte landschap. Vooral het dorpje Briones had zich gerieflijk genesteld in een meanderbocht van de Ebro en achteraf gezien hadden we toch beter beide motoren naar de casco viejo gestuurd. De stop in Haro beperkte zich tot het eerste het beste trottoir. De hoofdstad van de Rioja heeft dan ook weinig interessants te bieden, behalve misschien het volksfeest eind juni dat als Batalla del Vino het ganse stadje van kop tot teen onderdompelt in het kersrode goedje. Brood en worst
Weg kans op een gezellig restaurantje of terras. In de plaats daarvan konden we aan een onstabiel tafeltje plaatsnemen in de hoek van een eenvoudige truckersbar langs de N1. Veel hadden we nochtans op deze dodenweg naar Burgos niet te zoeken, om niet te zeggen niets, aldus de Garmin, die het met de N232 wel degelijk bij het rechte eind had gehad. Rechtsomkeer dus, richting Oña, maar niet zonder eerst twee koffies en een bocadillo con chorizo, een soort Frans brood met kruidige worst als beleg, naar binnen te spelen. Elk varken heeft wel een krul in zijn staart en de eerlijkheid gebiedt me om te zeggen dat we d'r niet met honger zijn weggegaan…
Het landschap kreeg hierna een meer uitgesproken vorm en in Poza de la Sal kregen we te maken met de desolaatheid van een sterk geërodeerd reliëf. Veel Spaans hoefde je niet te kennen om te merken dat intensieve zoutwinning hier duidelijk haar sporen had achtergelaten. Goud en zilver waren dus niet de enige bodemschatten die de Romeinen uit Hispania haalden. Ik gaf de Tiger een flinke por en joeg hem huilend de pas over.
Boven op de schrale hoogte werd ik door een legertje groene jongens nadrukkelijk teruggefloten voor die al te flexible rechterpols. In verspreide slagorde en met geheven arm stonden ze me stilzwijgend op te wachten, zover het oog reiken kon. Als een moderne Don Quijote wierp ik me zonder nadenken in de strijd en boorde ei zo na Rocinante's snoet in één van m'n hoogbenige belagers. Tevergeefs, want hoe driest en uitdagend ik ook positie nam, veel beweging kwam er niet uit deze gestileerde anorexia-modellen. Groene… energie heet dan zoiets! Sorry jongens, maar als breedminnende Bourgondiër kan ik nu eenmaal moeilijk vrede nemen met een idee van schaarste en het zal jullie dan ook niet verbazen dat de dikbuikige molinos de viento zoals ik die ooit mocht aanschouwen in La Mancha mijn voorkeur blijven genieten. Meer zelfs, terwijl ik het alsmaar heviger op mijn heupen kreeg van deze ongemeen storende horizonvervuiling, stond mijn maat in dit windstil (!) turbinepark ongegeneerd te huppelen vóór het standbeeld van ene Félix Rodríguez de la Fuente. Bleek deze in Poza de la Sal geboren natuurkundige zowat de Spaanse David Attenborough te zijn. Een pak aan emoties en verstand, een mensenleven lang, vergeten weggestopt achter een weer en wind trotserende gedenksteen. Op en top drama, zeker in het geval van deze gevierde wetenschapper en wolvenvriend, die in 1980 bijzonder tragisch het leven liet in een helicopterongeluk (killed in action tijdens een documentaireopdracht boven Alaska). Als de dood voor levensbeschouwelijke overpeinzingen op dit uur van de dag, blies ik dan maar eigengereid de aftocht... en opvallend veel CO2 de berglucht in. Zodoende liet de driepitter zich nog maar eens van zijn mooiste kant horen en enkel de frisse wind op een verder volkomen verlaten N627 probeerde de muziek in mijn oren te overstemmen. Zonder veel resultaat overigens, want ondanks de hoge maar uiterst comfortabele zithouding op de Triumph bood diens ranke stroomlijn voldoende bescherming (dit en veel meer kan je als 'reistest Triumph Tiger 2009' rustig nalezen via de zoekmotor op deze eigenste site). Kunst en koekjes
Ook de Garmin deed meer dan wat er van hem verwacht werd en voorbeeldig wees de Nüvi 510 ons de weg doorheen Aguilar de Campóo. Hier in dit romaans museumstadje, 'Villa del Románico', in het uiterste noordoosten van de provincie Palencia, was ons bedje gespreid in één van haar belangrijkste monumenten, op een bollenworp van het historische hart en haar gelijknamig stuwmeer. Twee dikke Spaanse vliegen in één klap en na de hotelluxe van het pelgrimspaleisje in Puente la Reina werden we verrast door de intieme gastvrijheid van het 12e-eeuwse Monasterio Santa María la Real.
Deze als posada (en deels studiecentrum) ingerichte Premonstratenzerabdij mag zich terecht 'alojamiento con historia' noemen, zeker als de eeuwenoude muren konden spreken. Authenticiteit heeft natuurlijk zo haar prijs en de zwijgzame kerel die ons incheckte, had meer weg van een onthechte lekenbroeder dan van een gedreven hotelmedewerker. Ook de kamer die we elk kregen toegewezen, was eerder klein en vrij sober te noemen. Het bordje naast de deur liet dan ook geen twijfel over de vroegere functie van deze krappe kamerruimte. Meditatie en studie vormden immers een belangrijk onderdeel van het middeleeuwse monnikenleven. Op het eerste zicht leek de cel van broeder Juan de Liébana, nog steeds volgens datzelfde bord de abt met de langste staat van dienst in de geschiedenis van het monasterio, wel op mijn studentenkot van heel lang geleden. Voor zover ik me herinner, muntte ik in dat gezegend jaar niet direct uit in ascetisme en studievlijt en ook nu weer bezweek ik onder de aardse verleiding om een stapje in de buitenwereld te zetten.
Hoewel de zon met haar laatste stralen de 11e-eeuwse burchtruïne op de Peña Aguilón boven het stadje in vuur en vlam zette, ritste ik niettemin m'n inderhaast aangetrokken motorjas wijselijk tot boven toe. Een doordeweekse avond in mei kan hier blijkbaar best nog wel koel wezen en wie verder trekt dan de Spaanse costa moet weten dat de gemiddelde hoogte van Spanje het dak van ons eigenste landje ei zo na evenaart.
Aguilar de Campóo zelf ligt op een hoogte van 900 m, op de scheiding van het regenrijk Cantabrisch gebergte in het noorden en de dorre Castiliaanse meseta in het zuiden. Het stadje aan de río Pisuerga heeft haar monumentaal verleden uitzonderlijk goed weten te bewaren en samen met Palencia is ze zowat de enige plaats van betekenis in deze provincie. Liefhebbers van romaanse kunst en minuscule bedehuisjes in het bijzonder zullen dit laatste met klem tegenspreken. Nergens in Europa vind je immers meer romaanse kerkjes en vooral de streek rond Aguilar de Campóo is bezaaid met eenvoudige rotskapelletjes en kerkjes met mozarabische en lombardische motieven. De stad kende haar bloeiperiode in de middeleeuwen, dat konden we duidelijk aflezen uit de wapenschilden van de talrijke palacios en casonas verspreid over het centrum. De wijze koning Alfonso X had haar in de 13e eeuw een aantal privileges verleend en Karel V - Gentenaars kennen 'm als keizer Karel maar al te goed - verbleef er zelfs tot twee keer toe. Speelden agrarische activiteiten sinds mensenheugenis een belangrijke rol in de welstand van de streek (de graanvelden van de Tierra de Campos zijn de Gotische Velden van weleer), dan zijn het nu vooral koekjes die de economie rond doen draaien (de productie van galletas is de belangrijkste van Spanje!). Het kleine Aguilar de Campóo presenteert zich dan ook geheel verzorgd aan enkele toeristen die zoals wij even halt hielden, op weg naar meer bekende grootheden… De avondwandeling voerde ons over het langgerekte Plaza de España met typische arcadenbouw naar de kerkgevel van de romaans-gotische San Miguel, helemaal in de noordoostelijke hoek van het plein. Het ietwat strenge uiterlijk van het plein werd gelukkig gebroken door een bloemrijke fontein in het midden alsook door het wit van een reeks beglaasde balkons (miradores) in de bovenbouw van de huizen aan de overkant.
Geen droge biscuits voor ons, maar een stevige menú del día voor amper 12 eurootjes. Bar Hostal Restaurante Siglo XX was niet alleen strategisch gelegen aan de Plaza de España, maar ook als één van de weinige nog geopend. Ook hier keek de ober niet eerst naar zijn horloge en zelfs het jonge ding dat om half elf nog kwam binnengewandeld, kreeg de schotels waar ze om vroeg. Alleen al hiervoor zou een mens doorrijden in Frankrijk! De paella was overigens om je vingers af te likken, beste lezers… Als digestif opteerden we voor een verdere verkenning van de stad. Hier en daar stonden immers nog stukken van de 12e-eeuwse omwalling overeind en geen stad aan een rivier of ik diende haar brug te zien. Een laatste blik op de stad vanop de Puente Mayor en daar keerden we al op onze schreden terug. Via één van de zes en beter bewaarde stadspoorten, de Puerta del Paseo Real, liep een schitterende wandelpromenade recht naar ons monasterio.
Blaffende honden bijten dan misschien niet, de magie van dit plekje onder een zilveren maanlicht ging er wel door teniet. De dag… en ook mijn compagnon… ze liepen beiden duidelijk op hun laatste benen! Wordt vervolgd! Met dank aan: Spaanse Dienst voor Toerisme, Koningsstraat 97, 1000 Brussel www.spain.info Triumph: www.triumphmotorcycles.be Point2: www.softsolutions.be Olympus Belgium www.nl.olympus.be Nuttige links: www.greenspain.org www.hotelelperegrino.com