Dordogne (deel 2)

Share De streek van de Dordogne is een bezoek meer dan waard. In de eerste aflevering van dit reisverhaal legden we uit hoe je er komt, hoe de wegen er zijn en wat het rijden met een motor of motorscooter er aangenaam maakt. In deze tweede aflevering beschrijven we een rit die je op één dag kunt maken. Wij deden het probleemloos met de Kawasaki Versys en de ER-6f van hetzelfde merk en dat beviel ons prima, dus een zware toermotor of all road heb je er zeker niet voor nodig.

De voorwaarde is wel dat je vroeg kunt opstaan en er niets op tegen hebt laat op de baan te zijn, want het beschreven traject is niet alleen plus minus 170 kilometer lang, er valt onderweg heel veel te zien en te beleven! Tussen Limoges en Périgueux ligt Thiviers, een slaperig stadje dat zich perfect als uitvalsbasis leent voor tochten in de Dordogne. Thiviers is met zijn bevolking van plus minus 3.500 koppen net groot genoeg om alle benodigde faciliteiten te bieden aan de reiziger die er halt houdt, maar tevens authentiek genoeg om er je in een compleet andere wereld als de onze te wanen.
Thiviers ligt op een hoogte boven de samenloop van de rivieren Cole en Isle. Waar de naam Thiviers vandaan komt, is omstreden. Feit is dat deze plaats langs de oude Romeinse heirbaan lag die Vesunna (het antieke Périgueux) met Limoges verbond, dus bestaat de kans dat het een verbastering is van een Latijnse naam. Kuierend onder de zomerzon door de stille straten van Thiviers ligt er inderdaad een Latijnse loomheid over het stadje. Het marktplein, dat gedomineerd wordt door de aan de Notre Dame gewijde kerk, is met zijn platanen echter typisch Frans van sfeer. Het schaarse verkeer dat de kern van het stadje aandoet, loopt een bezoekende wandelaar nooit voor de voeten.
Dat het stadje op een heuveltop ligt, kan het niet verbergen. De straten lopen niet alleen kriskras door elkaar maar ook omhoog en omlaag. Toeristisch is het stadje amper, de lokale bevolking leeft helemaal niet in de verdrukking van zij die hier even neerstrijken. Wellicht daarom is de sfeer die er hangt zo gezapig traag en authentiek. Een natje en een droogje gebruik je er op éé van de terrasjes; de prijzen zijn er democratisch en omdat er geen drukte heerst, is de bediening snel én vriendelijk.
Opvallend is dat er zo goed als geen recente huizen staan in Thiviers. Wat er al sinds mensenheugenis stond, is opgeknapt en onderhouden. Natuurlijk is dat alles niet zelden met die typisch Franse flair omgeven; de winkels van verf doen ook in dit deel van La Douce France waarschijnlijk helemaal geen goede zaken… Doe je de moeite om naar de achterkant van de kerk te lopen, dan wacht je daar een tweedelige verrassing. Eerst en vooral kom je oog in oog te staan met het prachtige, statige Château de Vaucocour om daarna te merken dat het kasteel letterlijk op de rand staat van een steile helling die over een mooi deel van de streek een fraai uitzicht biedt. Het kasteel, dat oorspronkelijk dateert uit de 12de eeuw, heeft veel actie gezien. In 1211 kreeg het ongevraagd John Lackland, de koning van Engeland (Jan Zonder Land), over de vloer. John was de broer van Richard Leeuwenhart en de zoon van Eleonora van Aquitanië, maar kwam er beslist niet op familiebezoek. Het jaar daarna werd het kasteel op de Engelsen heroverd door de burggraaf van Limoges. Tegen het eind van de 14de eeuw werd Thiviers echter terug door de Engelsen bezocht tot die verdreven werden door Charles VI van Frankrijk.
Men scheef 1575 toen het kasteel vernield werd tijdens een van de godsdienstoorlogen tussen de katholieken en de protestantse hugenoten. Ook de stadsmuren moesten er toen aan geloven evenals de kerk. Niet lang daarna werd echter met de heropbouw begonnen. Het kasteel is nu nog steeds bewoond en in privaat bezit. Van een aardig optrekje met een prachtig uitzicht én woelig verleden gesproken…
Naar het zuiden! Alle vier windstreken zijn goed om de Dordogne te ontdekken, maar zegt het zuiden je wel iets dan hebben we een aanrader die niet te versmaden is. Langs verkeersluwe banen overbrug je met plezier de pakweg 15 kilometer die je tot Coulaures brengen.
't Is een schilderachtig gehuchtje dat langs de boorden van de rivieren de Loue en de Isle ligt. Je rijdt het gehucht binnen over een stokoude stenen brug die uitgeeft op een geasfalteerd pleintje. Een oud kerkje, dat duidelijk al vele keren werd verbouwd en een rij tijdloze huisjes vormen er samen met wat platanen en bloembakken een vredig decors. Vanop de brug zie je de Isle nauwelijks bewegend voorbij schuifelen door groene velden en een erehaag van treurwilgen en populieren.
De weg lijkt dood te lopen in Coulaures, maar dat is niet zo. Je rijdt rechts naast het kerkje en enkele smalle straatjes verder bol je terug door de mooie natuur van de Dordogne. Verder zuidwaarts steek je in Tourtoirac de rivier L'Auvézère over om daarna de D67 te volgen, die je tenslotte naar Montignac brengt.
Montignac is een klein stadje dat zich aan de oevers van de Vézère nestelt en ongeveer 3000 inwoners telt. Het plaatsje was vanouds al bewoond, want er zijn sporen gevonden van menselijke activiteit uit de Steentijd. Een eeuwigheid was de plaats ook bekend bij de Romeinen om zich vervolgens tegen de middeleeuwen te ontpoppen tot een vestingstad.
Vandaag de dag wordt Montignac voornamelijk gekenmerkt door het toerisme dat er nadrukkelijk aanwezig is. En daar doen zowel de gemeente als de bewoners ook heel wat voor. In Montignac is altijd wel iets te doen, zo heeft het stadje onder andere zijn muziekfestival, een rijk aanbod van horecazaken en immobiliënkantoren. Voor de prijs dat je in Vlaanderen een werkmanshuisje koopt, word je in de Dordogne eigenaar van een kleine boerderij met een flinke lap grond erbij. Geen wonder dat zowel de Nederlanders als de Engelsen er in grote getale zijn neergestreken…
Verlaat je langs de D65 Montignac in zuidelijke richting dan volg je in feite in grote lijnen de loop van de Vézère. Amper vijf kilometer van Montignac zie je aan je rechterkant plots niet alleen de rivier, maar ook een hoge rots met daarop een kasteel opduiken.
Je bent aan Château de Loss aangekomen, een mooi kasteel dat een terras heeft dat letterlijk boven het water van de rivier zweeft. Slingerplanten hangen meters lang naar beneden, het water van de Vézère stroomt met een aangename tred voorbij… zelfs de beste landschapsschilder had deze scene niet kunnen bedenken!
Doet de naam van de Vézère een belletje rinkelen, het verderop gelegen Les Eyzies-de-Tayac-Sireuil moet iedereen bekend in de oren klinken. Tenminste diegenen die zich in de geschiedenis van de mens hebben verdiept.
Les Eyzies, als het ware vastgekleefd tegen wat eens de oever van de Vézère was, wordt de hoofdstad van de prehistorie genoemd omwille van de grote concentratie aan prehistorische vindplaatsen in de buurt. Die plaatsen, welke veelal in het begin van de vorige eeuw werden ontdekt, zijn op de Werelderfgoedlijst van de UNESCO geplaatst en kunnen voor het grootste deel bezocht worden. In het stadje zelf, dat jammer genoeg gebukt gaat onder een stroom van toeristen, kan je ook het Musée National de Préhistoire bezoeken, welke plaats biedt aan de belangrijkste collectie artefacten uit de Franse prehistorie.
Heb je genoeg gezien van onze aapachtige voorouders, dan ga je de D47 op en volg je die naar het oosten. Ook deze verkeersluwe weg leid je door een prachtig, landelijk landschap om je uiteindelijk aan het drukke Sarlat-la-Canéda af te zetten. Is het contrast met het gezapige landschap van de Dordogne en het drukke Sarlat-la-Canéda groot, het stadje is beslist een meer dan oppervlakkig bezoek waard.
Waarschijnlijk horen de Bruggelingen onder ons dit niet graag, maar in vergelijking met Sarlat-la-Canéda is zelfs ons Venetië van het noorden slechts een schuchtere poging om een gezellige, oude stad te zijn. De binnenstad van Sarlat-la-Canéda is dan ook een stadskern die zijn middeleeuws karakter fier uitdraagt en blijkbaar zowel aan de tijd als aan koning automobiel is weten te ontsnappen.
Eeuwenoude gevels buigen over smalle straatjes naar elkander toe. Van stadsplanning had men in de middeleeuwen blijkbaar nog niet veel kaas gegeten, want enkel de plaatselijke bevolking zal in de wirwar van straatjes zijn weg vinden.
Als toerist is het echter heerlijk om in de nauwe, gezellige straatjes te verdwalen. Achter elke bocht en hoek (en het zijn er vele) wacht je terstond een ander, even charmant zicht op prachtige huizen, pleintjes, torentjes, straatjes en terrasjes. Alles kijkt alsof het zo uit een tijdscapsule kwam of alsof restauratie hier nooit nodig was.
't Zal niemand verbazen dat Sarlat zich in de vroege middeleeuwen ontwikkelde in de buurt van een benedictijnerabdij. De stad speelde een voorname rol in de Honderdjarige Oorlog tussen Frankrijk en Engeland. Het mag dus gerust een wonder heten dat deze stad zo goed de tijd heeft doorstaan en nu nog altijd met zijn schoonheid pronkt.
En dat wordt goed gesmaakt, want naar schatting ontvangt de stad jaarlijks zo'n anderhalf miljoen toeristen. Die komen ook af op het theater- en filmfestival dat er elk jaar plaatsvindt en zoeken vaak de locaties op waarvan gebruik gemaakt is in verschillende grote filmproducties. In Sarlat werd onder andere Les Misérables uit 1982 gedraaid, evenals Jeanne d'Arc van Luc Besson in 1999 en enkele mantel- en degenfilms. Een mooier decor is inderdaad moeilijk te vinden…
Heb je je eenmaal weten los te rukken uit de charmante armen van Sarlat-la-Canéda, dan liggen in vogelvlucht de boorden van de rivier de Dordogne, die zijn naam aan de streek geeft, amper 10 kilometer ver. Daar tref je in een bocht van de rivier ook het pittoreske stadje aan dat La Roque Gageac noemt. Het behoort terecht tot de lijst van de mooiste dorpjes van Frankrijk en strekt zich uit op de smalle strook land tussen de rivier en een steile rotswand.
La Roque Gageac was in de middeleeuwen een ommuurde stad en ooit het buitenverblijf van de bisschoppen van Sarlat. Wat die daar kwamen zoeken, ligt voor de hand; de prachtige rivieroevers spreken voor zich evenals de handelsactiviteiten die een bevaarbare rivier altijd met zich meebrengt. En diezelfde rivier en haar oevers brengt nog steeds geld in het laatje van de bewoners van La Roque. Wie de Dordogne bezoekt, kan bijna niet anders dan dit piepkleine stadje bezoeken en er eventueel een boottochtje maken op de rivier. Dat kan op eigen kracht met kano's ,maar ook comfortabeler in grote boten die een rondvaart verzorgen. Wie met de motor komt, kiest best voor de tweede optie. Stel je voor dat je kano met hebben en houden midden in de Dordogne omkiept; inderdaad, dan ben je nog niet thuis!
Bovendien wacht je nog ander moois op deze tocht. Drie flinke boogscheuten ver van La Roque wacht het verrassende Domme op je, samen met een vergezicht over de Dordogne die je nooit meer in je leven zult vergeten. Als dat nog geen reden is om niet te lang in La Roque Gageac te blijven hangen!
Domme onder een zware zomerzon, afstekend tegen een hemel die vecht tegen wolken die zijn blauwe kleur willen overheersen; 't is een belevenis op zich. Om er te geraken dien je echter eerst een flinke klim te maken. Dat kan gelukkig op de motor, want de heuvel waarop Domme staat, torent echt wel hoog (250 meter!) boven de rivier en haar vallei uit.
Ook Domme behoort tot de selectie van Les Plus Beaux Villages de France, een in 1982 tot stand gekomen Franse vereniging ter bevordering van het toerisme. En terecht, zo blijkt al snel als je via de kronkelende weg tot aan één van de indrukwekkende stadspoorten bent geraakt.
Dat Domme van oorsprong een vestingstad is, is niet moeilijk te raden. De dominante ligging boven de Dordogne en ook het feit dat de oude stad ommuurd is en verschillende stadspoorten heeft, verraden het militaire verleden van de stad en de versterking die er eind 1200 werd gesticht. Begin 1300 werd Domme de plaats waar de Tempeliers werden opgesloten in afwachting van hun proces.
Tijdens de Honderdjarige Oorlog veranderde Domme herhaaldelijk van hand. Ook in de godsdienstoorlogen van de 16de eeuw liet Domme van zich spreken, maar daarna ging het zowel met het oorlogsbelang als met de welvaart van Domme bergaf. En dat is waarschijnlijk de reden waarom de stad zo mooi bewaard is gebleven.
Parkeren is in Domme voor automobilisten geen sinecure, maar je motor stal je zonder problemen vlakbij het plein en het grote terras dat het kloppend hart van de stad vormt.Het plein wordt afgeboord met een kerk, een stadhuis en een aantal even mooie huizen. De kerk heeft gek genoeg een gevel die meteen op Mexicaanse kerkjes uit cowboyfilms doet denken. Voor de rest hangt er een uitgesproken middeleeuwse sfeer in Domme, daar kan zelfs de aanwezigheid van vele kunstenaars niets aan veranderen.
Want Domme profileert zich blijkbaar op verschillende vlakken. De echte parel van het stadje is echter zijn ongeëvenaard terras dat een uitzicht biedt op de vallei van de Dordogne. Staande aan de oude balustrade kan je kilometers ver zien, het schitterende zilveren lint van de rivier door de groene velden zien snijden, de bossen zien die de omliggende heuvels bedekken.
Het verkeer dat door dat landschap rijdt, lijkt sterk op een mierenkolonie in volle actie. Het verschil is echter dat er nooit genoeg auto's zijn om de vergelijking echt te doen opgaan. Gelukkig maar, want was het anders dan had je daar als motorrijder natuurlijk helemaal geen boodschap aan… Het einde van deze tocht komt in zicht. Je hebt nog een dikke 60 kilometer te gaan naar de laatste halte van de rit, die in totaal om en bij de 180 kilometer lang is. Van Domme rijd je pal oost via Lieu-Dit Les Combes, Milhac, Fajoles, Payrac en Calès naar Rocamadour, nog zo'n opmerkelijke plaats in het rijtje bestemmingen dat we op deze rit aandeden.
Rocamadour ligt niet in de Dordogne maar wel in het Centraal Massief, meer bepaald in het departement Lot. Dat de natuur zich echter niets van grenzen aantrekt ,word je nog maar eens bewezen. Tussen Domme en Rocamaour verandert het landschap van heuvelachtig tot iets wat je een bebost plateau zou kunnen noemen, doorsneden met diepe, smalle valleien.
't Is bij valavond een mysterieus aandoend landschap dat wat onherbergzaam aandoet, maar niettemin doorspekt is met leven. Niet zelden staan boven op de steile rotswanden kasteeltjes die niet alleen de tijd en de erosie maar ook de zwaartekracht lijken te trotseren. De vergezichten zijn dan ook niet uit de lucht, al worden die voornamelijk gevormd door beboste kloven met, in de diepte, riviertjes die zich naar hun einde spoeden.
Rocamadour is verdeeld in twee gedeelten. Het hoogst gelegen Rocamadour-L'Hospitalet ligt op de rand van het plateau. Een kilometer of zowat ervan verwijderd staat de burcht met recht daaronder het oude kerk- en kapellencomplex dat zich vastklampt halverwege de steile rotswand. Op de bodem van de kloof bevindt zich het oude stadje Rocamadour dat na de bekendwording van het religieuze complex als bedevaartsoord is ontstaan.
Rocamadour zou ontstaan zijn op de plaats waar Sint-Amadour in de vroege middeleeuwen een kluizenaarsbestaan leidde. Over de identiteit van de Sint gaat de mening te ronde dat hij Zacheüs zou zijn, een oud tollenaar van Jericho en discipel van Jezus. Ook wordt er van hem gezegd dat hij de man zou zijn geweest van Veronica, de vrouw die volgens de bijbel Jezus een doek aanbood tijdens zijn tocht naar Golgotha. Dat zou haar, nog steeds volgens dezelfde bron, een afdruk opgeleverd hebben die nog steeds in het Vaticaan wordt bewaard. Verregaand wetenschappelijk onderzoek heeft ondertussen aangetoond dat het om een vervalsing zou gaan, maar dat kon de kerk blijkbaar niet deren. 't Is niet onbekend dat deze macht zo haar eigen waarheid heeft, ook in wel meer onwelriekende zaakjes…
Maar dat terzijde. Het is de verdienste van dezelfde kerk geweest dat het toerisme in Europa al snel in zwang kwam. Men ging toen niet op reis, maar men ondernam zogenaamde bedevaarten en dat bracht natuurlijk her en der langs de weg stuivers in het laatje. Wat dat met Rocamadour te maken heeft? Wel, deze plaats is een halte op de bedevaartsroute naar Compostela. De bedevaarders bezoeken de kerk en de aanhorige plaatsen, die opgericht zijn op de plaats waar naar verluidt het onaangetaste lijk van Sint-Amadour in de 12de eeuw werd aangetroffen. De bedoeling was dat het lijk in die faciliteiten een wederopstanding zou beleven, maar die bleef om onverklaarbare reden uit. Alle hoop daarop ging trouwens in rook op toen de protestanten tijdens een godsdienstoorlog het lijk verbrandden…
Tot daar het ontstaan van Rocamadour, Je kan ervan geloven wat je zelf wilt. Ook over het feit of het zwaard dat er in de rots zit echt het legendarische Durandal is van Roeland laten we aan je gezond verstand over. Het enige wat echt vaststaat, is dat er ook hier in de prehistorie al bewoning was. In de Grotte des Merveilles, die zich in de rotswand bevindt, zijn daarvan sporen teruggevonden. Feit is dat het stadje op zich alleen al een bezoek waard is. Het zicht op de burcht, de katholieke complexen en het stadje alleen al is de reis ernaartoe waard. Om nog maar niet te spreken van het fantastische landschap waarin dat geheel gelegen is. Hetzelfde kan gezegd worden van de culinaire geneugten die er worden opgediend. Rocamadour staat namelijk niet alleen bekend om zijn schoonheid ,maar ook om zijn geitenkaas en ganzenleverpastei die er in de buurt gemaakt worden.
En op deze smakelijke noot sluiten we deze aflevering van dit reisverhaal af. In de derde episode beschrijven we nog een prachtige dagtocht. Het einde van dit reisverhaal wordt gevormd door een veeleer huiveringwekkende ervaring in een echte spookstad die zijn gelijke niet kent… Interessante links: France Guide: http://nl.franceguide.com/home.html?nodeID=980

France Voyage: http://www.france-voyage.com/frankrijk-gids/dordogne.htm